19. Thema 3, week 1 Les 1b verkeer en vervoer


Onderstreep de woorden in de leestekst.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson


Onderstreep de woorden in de leestekst.

Slide 1 - Slide

Welk woord hoort op de puntjes?
Voordat ik mag landen moet ik toestemming vragen aan ...........
A
de passagier
B
de piloot
C
de luchtverkeersleider

Slide 2 - Quiz

Wat betekenen de onderstreepte woorden?
A
opstijgen
B
rijden
C
landen

Slide 3 - Quiz

Welk woord hoort op de puntjes?
De piloot en de co-piloot zitten in de ....... van het vliegtuig.
A
de incheckbalie
B
de cockpit
C
de zwarte doos
D
de hangar

Slide 4 - Quiz

Welk werkwoord hoort onder de vlek?
A
tanken
B
het luchtruim kiezen
C
zwenken

Slide 5 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord?
A
de brandstoftank in een vliegtuig
B
de remmen van een vliegtuig
C
de motor van een vliegtuig die energie omzet

Slide 6 - Quiz

Wat hoort op de lege plek?
A
landingsbaan
B
startbaan
C
hangar
D
incheckbalie

Slide 7 - Quiz

Welk werkwoord hoort bij de omschrijving?
A
tanken
B
het luchtruim kiezen
C
zwenken

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord?
A
overdekte bergplaats en garage voor vliegtuigen
B
verharde strook voor het vertrekken van vliegtuigen
C
verharde strook voor het landen van vliegtuigenomzet

Slide 9 - Quiz


Slide 10 - Open question


Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question


Slide 13 - Open question


Slide 14 - Open question


A
B
C

Slide 15 - Quiz

Welk werkwoord hoort op de lege plek?
A
zwenken
B
het luchtruim kiezen
C
tanken

Slide 16 - Quiz


A
B
C

Slide 17 - Quiz

Welk werkwoord hoort erbij?
A
zwenken
B
het luchtruim kiezen
C
tanken

Slide 18 - Quiz


Maak een zin met het werkwoord zwenken.

Slide 19 - Open question

Taal
 Thema 3, week 1
Les 1B

Alle opgaven
Plussen

Slide 20 - Slide