4H 7.3 Ecosystemen les 1

1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Ecologie en milieu
7.1 Organismen
7.2 Populaties
7.3 Ecosystemen les 1
7.4 Veranderde ecosystemen
7.5 Kringlopen
7.6 Duurzaamheid en natuurbescherming
7.7 Voedselproductie
7.8 Energie


BiNaS 93

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 7.3 --> Ecosystemen les 1
  • Opdracht tekstbegripsvragen
  • Opdracht voedselweb --> organismen in de tuin
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 7.3
  • Je kunt de voedselrelaties binnen een ecosysteem beschrijven.
  • Je kunt de energiestormen door een ecosysteem beschrijven.





BiNaS 93

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voedselrelaties
Een voedselketen geeft de voedselrelaties in een ecosysteem weer. De voedselketen geeft aan hoe een reeks populaties met elkaar verbonden zijn. De pijlen geven de energiestroom door een voedselketen weer. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voedselketen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Trofisch niveau
Trofisch niveau = plaats in de voedselketen 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Autotrofe en heterotrofe organismen
  • Autotrofe organismen kunnen uit anorganische stoffen organische stoffen maken. 
  • Heterotrofe organismen kunnen dat niet, moeten organische stoffen opnemen.


Voorbeelden autotrofe organismen: planten en bepaalde soorten bacteriën (cyanobacteriën)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Energiestromen
  • Elke schakel in een voedselketen heet een trofisch niveau.
  • In het eerste niveau bevinden zich de autotrofen. Zij produceren organische stoffen uit anorganische stoffen d.m.v. fotosynthese.
  • De autotrofen worden daarom de producenten genoemd.
  • De overige trofische niveau's worden consumenten genoemd.

Om de positie binnen de voedselketen aan te geven wordt in de trofische niveau's van de consumenten aangegeven in welke orde ze zitten.
  • De 1e groep consumenten worden de consumenten van de 1e orde genoemd. De 2e groep consumenten van de 2e orde etc. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Fotosynthese
= koolstofassimilatie in chloroplasten (bladgroenkorrels)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Assimilatie en dissimilatie
Stofwisseling (metabolisme) omvat alle chemische omzettingsprocessen in de cel.
  • Assimilatie: opbouwstofwisseling --> de opbouw van grote organische moleculen uit kleine moleculen (kost energie (ATP)
  • Dissimilatie (verbranding): de afbraak van grote organische moleculen tot kleine moleculen (levert energie)

Slide 11 - Slide

Hydroxide is een diatomisch anion met chemische formule OH⁻. Het bestaat uit een zuurstof- en waterstofatoom dat bij elkaar wordt gehouden door een enkele covalente binding en heeft een negatieve elektrische lading. Het is een belangrijk maar meestal ondergeschikt bestanddeel van water.
- Anaerobe dissimilatie is afbraak van glucose in de mitochondriën zonder zuurstof. Bij anaerobe dissimilatie wordt glucose omgezet in twee organische moleculen melkzuur. Melkzuur zorgt voor beschadiging van de spiervezels. Dissimilatie van koolhydraten zonder zuurstof wordt gisting genoemd.
- Aerobe dissimilatie is de verbranding van kleine, biologische organische verbindingen, de dissimilatie van stoffen onder toetreding van zuurstof.

Assimilatie
  • Alleen autotrofe organismen doen aan koolstofassimilatie (glucose vormen uit CO2 en H2O).
  • Bij voortgezette assimilatie wordt glucose gebruikt voor de vorming van andere stoffen (dit kost energie). Bij autotrofe organismen zijn hiervoor anorganische stoffen (voedingszouten nodig)


De plant produceert in de koolstofassimilatie (fotosynthese) glucose. In de voortgezette assimilatie wordt door de plant glucose omgezet in bijvoorbeeld eiwitten (groot organisch molecuul met veel energierijke bindingen) hiervoor heeft de plant stikstof nodig. 

Slide 12 - Slide

Organismen die zelf de organische stoffen produceren die ze nodig hebben uit anorganische stoffen. Dit doen ze met energie afkomstig van zonlicht (foto-autotroof) en/of anorganische stoffen (chemo-autotroof). Groene planten zijn voorbeelden van foto-autotrofe organismen. Ze nemen koolstofdioxide en water op uit het milieu en zetten dit in de bladgroenkorrels met behulp van zonne-energie om in glucose.
Assimilatie door producenten
Het opbouwen van organische moleculen noem je assimilatie.
Een producent (plant) maakt van CO2 en H2O --> C6H12O6 en O2.

Deze glucose kan weer verder verwerkt worden tot o.a. koolhydraten, vetten en eiwitten. Dit noem je voortgezette assimilatie 


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Heterotrofe organismen
  • Kunnen zelf geen organische stoffen uit anorganische stoffen maken en zijn voor hun voedingsstoffen dus afhankelijk van andere organismen. 
  • Heterotrofe organismen verkrijgen energie door het eten van andere organismen.  
  • In heterotrofe organismen vindt geen koolstofassimilatie plaats. Wel voortgezette assimilatie en dissimilatie.  

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Energiestromen
  • Opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen wordt assimilatie genoemd.
  • Bij assimilatie wordt energie vastgelegd.
  • De afbraak van grote organische moleculen naar kleine moleculen wordt dissimilatie genoemd. 
  • Bij dissimilatie komt energie vrij. 
  • Producenten kunnen glucose vormen vanuit anorganische stoffen. Dit noemen we koolstofassimilatie. 
  • Bij voortgezette assimilatie wordt van glucose nog grotere organische stoffen gevormd zoals vetten, eiwitten en koolhydraten.
  • Voor voortgezette assimilatie hebben planten en dieren mineralen nodig

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Energiestromen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Producenten staan aan de basis van elke voedselketen!

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Voedselweb
  • In een ecosysteem lopen diverse voedselketens door elkaar.
  • De verschillende voedselketens vormen dan een voedselweb.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Vraat
Vraat is het begin van de voedselketen.
Planten beschermen zichzelf tegen vraat d.m.v. doornen of signaalstoffen. De signaalstoffen worden opgevangen door de planten in de omgeving die vervolgens gifstoffen produceren tegen de insecten of dieren.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Afvaleters
  • Dode resten van organismen kunnen worden gegeten door afvaleters (detrivoren). 
  • De afvaleters zijn net als alle andere dieren consumenten in de voedselketen.
Voedselkringloop

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Reducenten
De overgebleven dode resten worden door bacteriën en schimmels (reducenten) afgebroken tot anorganische stoffen (koolstofdioxide, water, mineralen) = mineralisatie. Producenten hebben de mineralen weer nodig voor de voortgezette assimilatie

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Kringloop van stoffen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Lezen blz. 179-181
Tekstbegripsvragen:
1. Wat betekend het begrip assimilatie?
2. Welke groep in de voedselkringloop is verantwoordelijk voor de koolstofassimilatie?
3. Welke groepen in de voedselkringloop doen aan voortgezette assimilatie?
4. Welke groepen in de voedselkringloop doen aan dissimilatie?
5. Welke groep in de voedselkringloop zorgt dat de producenten mineralen krijgen voor voortgezette assimilatie?


timer
8:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Organismen in de tuin
Organismen in de tuin
Maak een voedselweb met de organismen uit de tekst.


timer
5:00

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk

Lezen 7.3
Maken opdracht 15 en 16 +
begrippenlijst maken









Herhalen en/of extra oefenen

Oefenen Biologiepagina.nl


Slide 25 - Slide

This item has no instructions