Samenvatting Compañeros 1 Unidad 1

(ree- soe-men) (= samenvatting)
1
Unidad
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

(ree- soe-men) (= samenvatting)
1
Unidad

Slide 1 - Slide

CONTENIDOS (INHOUD)
  • bijzondere letters en uitspraak
  • Lidwoorden (Bepaald/ onbepaald)
  • Enkelvoud/Meervoud maken bij het zelfstandig nw.
  • Mannelijk/vrouwelijk bij zelfstandig nw. én uitzonderingen 
  • Getallen 0-20
  • Persoonsvormen
  • Werkwoord SER (onregelmatig)
  • wederkerend werkwoord "Llamarse" (2 antwoorden!)

Slide 2 - Slide

Toetsen in periode 1
Formatief woordjes (0x)
Voca Unidad 1 NL-SP
Voca Unidad 2 NL-SP

SO Unidad 1 (2x)
Voca Unidad 1 NL-SP
Ser
Llamarse
Persoonlijke voornaamwoorden
Lidwoorden (ev+mv+mnl+vwl)
Getallen tot 20 NL-SP
Jezelf voorstellen

PW Unidad 1&2 (4x)
Leestekst + luisterfragment
Voca Unidad 1 + 2 NL-SP
Ser
Llamarse
Lidwoorden (ev+mv+mnl+vwl)
Jezelf voorstellen
Aanwijzend voornaamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Getallen tot 100 NL - SP
Meervoudsregel

Slide 3 - Slide

Bijzondere letters / uitspraak
ll - j                                                                                          r - rr
j - harde g                                                                            qu - k
c - twee klanken (th - k)                                                h - niet uitspreken
g - twee klanken (harde g en goal klank)              ¿? en ¡!
v - b
ñ - nj
ch - tsj
u - oe

Alt gr is de magische toets!
Alt gr + n=ñ
Alt gr + a, e, i, o, u=á, é,í,ó,ú
Alt gr + ?=¿ / Alt gr +!=¡

Slide 4 - Slide

Lidwoorden
Enkelvoud / meervoud
+
Mannelijk / vrouwelijk

Slide 5 - Slide

Mannelijke & vrouwelijke lidwoorden 


Mannelijke en vrouwelijke lidwoorden (PA, pag. 13 en pag 11-14 gele boekje)

Slide 6 - Slide

mannelijk/ vrouwelijk, enkelvoud meervoud
Enkelvoud / meervoud
+
Mannelijk / vrouwelijk

Slide 7 - Slide

Hoe herken je mannelijke/ vrouwelijke woorden?
Mannelijke woorden eindigen meestal op 
L-O-N-E-R-S, bv:
hotel, 
chico, juego
régimen,
participante, paquete
presentador, caos
Vrouwelijke woorden eindigen meestal op
D-IÓN-Z-A, bv:
libertad, ciudad
reacción, estación
paz, luz
chica,  tienda, playa

Slide 8 - Slide

Mannelijke en vrouwelijke woorden 
De uitzonderingen:
Mannelijk

El día - de dag 
El problema - het probleem 
El sistema - het systeem
El mapa - de landkaart 
 Vrouwelijk

La foto - de foto
La radio - de radio
La mot- de motorfiets
La mano - de hand  

Slide 9 - Slide

Meervoud maken in het Spaans

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

woord eindigt op 
klinker +
woord eindigt op medeklinker +
S
ES

Slide 12 - Slide

woord eindigt op 
klinker + S
woord eindigt op medeklinker + ES
CHICO +S = CHICOS
LIBRO +S = LIBROS
PUEBLO +S = PUEBLOS
MESA +S = MESAS
HERMANA +S = HERMANAS
PARQUE+S = PARQUES


HOTEL +ES = HOTELES
MUJER +ES = MUJERES
PAPEL +ES =PAPELES
CIUDAD +ES = CIUDADES
ESPAÑOL +ES = ESPAÑOLES
INGLÉS +ES = INGLESES
CATALAN +ES= CATALANES



Slide 13 - Slide

Los números de 0 hasta 20
De getallen van 0 t/m 20

Slide 14 - Slide

Los números de cero hasta veinte...
0- cero 
1- uno
6- seis
11- once
16- dieciséis
2- dos 
7- siete
12- doce
17- diecisiete
3- tres
8- ocho
13- trece
18- dieciocho
4- cuatro
9- nueve
14- catorce
19- diecinueve
5- cinco
10-diez
15- quince
20- veinte

Slide 15 - Slide

los pronombres
yo
él, ella, usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas, ustedes
(het persoonlijk voornaamwoord)

Slide 16 - Slide

persoonsvormen (pronombres)
  • yo                             ik
  • tú                              jij 
  • él, ella, usted         hij, zij, u 
  • nosotros, nosotras          wij
  • vosotros, vosotras           jullie
  • ellos, ellas, ustedes         zij, u (meervoud) 

Slide 17 - Slide

Persoonsvormen: Ezelsbruggetjes
  • Tú y yo= Jij + ik = wij = nosotros*
  • Juan y tú= andere persoon + jij = jullie = vosotros*
  • María y Pedro= hij + zij = zij (mv) = ellos
  • Adela y Laura= zij + zij = ellas*
  • Juan, señor Rivera= hij = él, óf:  u= usted  
  • Señora Martínez= zij = ella,  óf:  u= usted
  • La ciudad (en andere objecten)= het= dan óók de 3e persoon enkelvoud van het werkwoord gebruiken.


*) Gaat het alleen over vrouwelijke personen in meervoud? Dan gebruik je: nosotras, vosotras, ellas.

Slide 18 - Slide

mannelijk/ vrouwelijk, enkelvoud meervoud
SER

Slide 19 - Slide




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 20 - Slide

SER gebruik je bij:
  1. Karakter eigenschappen: jij bent aardig( eres simpático), zij is slim (ella es lista)
  2. Fysieke eigenschappen: hij is groot (él es alto), ik ben dun (yo soy delgado) jij bent jong (tú eres joven)
  3. Nationaliteit: Hij/ zij is Nederlands,(Él es holandés, ella es holandesa), jullie zijn Mexicaans; (vosotros sois mexicanos)
  4. Beroep: Hij is politieagent (Es policía), jij bent lerares (eres profesora), wij zijn leerlingen (somos alumnos)

Slide 21 - Slide

Practicar con el verbo SER
  1. Mis amigos Pedro y David _________________de Madrid.
  2. La ciudad ________________________ muy bonita.
  3. Yo_________________________ un chico simpático.
  4. Mi amigo José___________________ alto y delgado.
  5. Vosotros ___________________ alumnos de español.
  6. Los padres de Elena __________________ ingenieros.
  7. Teresa ________________________ una chica súper inteligente.
  8. ¿Tú__________________________ Luisa?
  9. No, yo no_____________ Luisa, soy Teresa. Luisa ____ mi hermana.
  10. ¿Ustedes ________________ de México?
  11. Sí señor, nosotros __________________ de Guadalajara.
  12. Estos chicos ______________________ mis amigos.
  13. Jugar al fútbol ______ mi pasatiempo favorito.
  14. Carlos y tú ______ muy aburrido.
  15. Este libro ___ de mi hermana. 
Neem deze zinnen
helemaal over in je schrift!

Slide 22 - Slide

Verbuga
Via deze oefenwebsite leer je hoe je werkwoorden als SER, en regelmatige werkwoorden op -AR, -ER en -IR kunt vervoegen.
Gebruik deze site regelmatig; het helpt je bij het leren vervoegen van de werkwoorden!
Klik op de volgende sheet. 
https://www.verbuga.eu/Esmi/

Slide 23 - Slide

VB: ¿Qué estudia Roberto?  > Él
  1. Victoria y Elena son dos amigas  >
  2. Estos chicos son muy simpáticos >
  3.  ¿A qué hora comen los españoles? >
  4. ¿Cuales idiomas habláis? >
  5. Estas chicas viven en Uithoorn >
  6. Pablo canta una canción preciosa >
  7. ¿Cómo te llamas?
  8. Trabajo mucho en la clase >
  9. Bebemos zumo de naranja y café
Welke persoonsvorm hoort in deze zin?
(kijk naar de namen of werkwoord-uitgangen)

Slide 24 - Slide

mannelijk/ vrouwelijk, enkelvoud meervoud
LLAMARSE

Slide 25 - Slide




yo

él / ella /usted

nosotros/ nosotras

vosotros/ vosotras

ellos/ellas / ustedes




me    llamo   (ik heet)

te      llamas ( jij heet)

se     llama   (hij/ zij/ u heet) 

nos   llamamos (wij heten)

os     llamáis (jullie heten)

se     llaman (zij heten)






        Llamarse = heten
Bij de vervoeging mag je
 me, te, se, nos, os, se, NOOIT weglaten!
maak hierbij ejercicios
24 t/m 26 
gele boekje

Slide 26 - Slide

Jezelf voorstellen
  • hola, ¿qué tal? 
  • bien, gracias,  ¿y tú? ¿Cómo estás?
  • me llamo.... ¿y tú? ¿cómo te llamas?
  • tengo catorce años ¿y tú? ¿cuántos años tienes?
  • de dónde eres? Soy de Ámsterdam
  • ¿cuál es tu número de teléfono? mi número de teléfono es 0625431798

Slide 27 - Slide

mail me dan: p.pattipeilohy@alkwin.nl
¿Hay más preguntas? (zijn er nog vragen?)

Slide 28 - Slide