Code+ deel 3, hoofdstuk 12


Code+ deel 3, hoofdstuk 12
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Code+ deel 3, hoofdstuk 12

Slide 1 - Slide

beseffen =
A
omzetten
B
realiseren
C
steunen
D
motiveren

Slide 2 - Quiz

De manier waarop iets geregeld wordt.
A
de inrichting
B
deelnemen
C
verlopen
D
het profiel

Slide 3 - Quiz

flink =
A
netjes
B
stevig
C
recent
D
komend

Slide 4 - Quiz

Iemands aandacht vasthouden.
A
vermelden
B
logisch
C
boeien
D
steunen

Slide 5 - Quiz

Een schuifbaar bakje =
A
de locatie
B
de la
C
de functie
D
het toneel

Slide 6 - Quiz

appreciëren =
A
de kwaliteit
B
de richting
C
waarderen
D
bevallen

Slide 7 - Quiz

Aan de universiteit de titel "doctor" bereiken =
A
wegbrengen
B
deelnemen
C
verlopen
D
promoveren

Slide 8 - Quiz

Gebeurtenis die plaats vindt zonder bedoeling =
A
het profiel
B
het denkbeeld
C
het toeval
D
de chemie

Slide 9 - Quiz

Geldigheid verliezen =
A
vervangen
B
het doorzettingsvermogen
C
omzetten
D
verlopen

Slide 10 - Quiz

idee, mening =
A
het denkbeeld
B
het commentaar
C
de coordinator
D
de minister

Slide 11 - Quiz

Door het positieve effect van =
A
de stof
B
stevig
C
motiveren
D
dankzij

Slide 12 - Quiz

verbindingen en idioom

Slide 13 - Slide

Tijdens de stage doe je ervaring ..............

Slide 14 - Open question

Wie ziet ................ om naar de supermarkt te gaan?

Slide 15 - Open question

Kleine winkels kunnen niet concurreren ............. grote winkelketens.

Slide 16 - Open question

Tijdens de bankencrisis kwamen veel mensen ............... straat te staan.

Slide 17 - Open question

Tijdens de vergadering kwam de directeur maar weinig .............. het woord.

Slide 18 - Open question

Het ouderwetse interieur van het restaurant ziet er niet .................

Slide 19 - Open question

Doe je mee met de actie? Kan ik ................ je rekenen?

Slide 20 - Open question

werkwoorden

Slide 21 - Slide

De vaas zit op tafel.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz

Pak de sleutel en zet hem in je zak!
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quiz

Mijn telefoon en agenda zitten in mijn tas.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quiz

Patricia ligt de boterham op tafel.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

Als je willen pinnen, dan moet je je pas in de gleuf steken.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

De kinderen zetten hun schoenen bij de deur.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quiz