vakflex bijvoeglijk naamwoord

Nederlands
 Bijvoeglijk naamwoord

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
 Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide


Lesdoel

Na deze les :

  1. Kun je een bijvoeglijknaamwoord herkennen. 



Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link


Samen oefenen




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

  1. De aangeharkte tuin lag er prima bij.
  2. De lachende meisjes liepen naar het zwembad.
  3. Het mooie schot van Lieke Martens was fantastisch.
  4. Maar die gewonnen penalty van Ronaldo was minder.
  5. De gouden trofee staat op haar nachtkastje.
  6. Een geknakt takje lag naast de vaas.
  7. Het warme land was niet ver weg meer.
  8. De vrolijke honden zagen er schattig uit.



Slide 4 - Slide


Aan de slag!




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Werkblad maken



Slide 5 - Slide

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 6 - Slide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 7 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 8 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (verzinnen) verhaal was echt eng.
A
verzinnende
B
verzonnen

Slide 9 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 10 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 11 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De meester kon wel lachen om de (zingen) leerlingen.
A
gezongen
B
zingende
C
zingenden

Slide 12 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 13 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 14 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 15 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De (vermoorden) man vermoordde zelf ook vijf mensen.
A
vermoordde
B
vermoorde
C
vermoorden

Slide 16 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 17 - Quiz

Dit was het voor vandaag!!
* Kijk in je studiewijzer voor huiswerk

Slide 18 - Slide