Markt en overheid hoofdstuk 3

Markt en overheid hoofdstuk 3
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Markt en overheid hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Marktvormen
Benzinepomp stations

Slide 2 - Slide

Marktvormen
Supermarkten

Slide 3 - Slide

Marktvormen
Restaurants in Groningen

Slide 4 - Slide

Monopolistische concurrentie
Veel aanbieders
Heterogeen product --> productdifferentiatie
Vrije toetreding

Invloed op de prijs 

Slide 5 - Slide

Oligopolie
Enkele aanbieders
Vaak is er één marktleider
Verleiding om onderling afspraken te maken
Invloed op de prijs 

Slide 6 - Slide

Examenvraag

Slide 7 - Slide

Examenvraag

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Marktaandeel

Slide 10 - Slide

Marktaandeel

Slide 11 - Slide

Marktaandeel
  1. Hoe groot was het marktaandeel van Samsung?
  2. Hoe groot was het marktaandeel van LG?
timer
2:00

Slide 12 - Slide

Marktaandeel
  1. Hoe groot was het marktaandeel van Samsung?
  2. Hoe groot was het marktaandeel van LG?
1) 131.150.000/ 305.000.000 X 100 % =
43 %
2) 18.300.000/ 305.000.000 X 100 % =
6 %

Slide 13 - Slide

Wie is marktleider bij: 1) supermarkten 2) benzinestations 3) bier

Slide 14 - Open question

Antwoorden
Supermarkten--> Albert Heijn
Benzinestations--> Shell
Bier--> Heineken

Slide 15 - Slide

 Zet de kenmerken bij de juiste marktvorm. 
Oligopolie
Monopolistische concurrentie
Weinig aanbieders
Veel aanbieders
Heterogene goederen
Risico op kartels
Vaak ontstaat een marktleider
Meestal vrije toetreding

Slide 16 - Drag question

Op markten met marktvorm monopolistische concurrentie is productdifferentiatie mogelijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Bij een oligopolie zullen de winsten van de aanbieders hoger liggen dan bij monopolistische concurrentie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Maken
Opgave 3.1 en 3.2

Slide 19 - Slide

Lezen
Bladzijde 36
Schaalvoordelen
Verzonken kosten

Slide 20 - Slide

Schaalvoordelen
Lage gemiddelde totale kosten (GTK) door productie op grote schaal
Voorbeeld
Totale kosten € 800. Productie 100 stuks. --> GTK = € 800/100 = € 8

Total kosten € 50.000. Productie 10.000 stuks -> GTK = € 50.000/ 10.000 = € 5

  • Belemmering om bedrijf te beginnen bij marktvorm oligopolie
  • Er zijn paar bedrijven (Apple, Samsung) die op grote schaal produceren
  • Zij produceren tegen veel lagere kosten

Slide 21 - Slide

Verzonken kosten
Kosten die als ze eenmaal zijn gemaakt niet meer kunnen worden terugverdiend als een activiteit wordt gestaakt, omdat er geen andere gebruiksmogelijkheden zijn.
Decor musical Lion King
Als voorstellingen worden geannuleerd. Kan deze investering niet op andere manier worden terugverdiend

Slide 22 - Slide

Verzonken kosten
Belemmering omdat:
bedrijven zijn huiverig om verzonken kosten te maken. Bij gebrek aan succes is het weggegooid geld

En: het maakt je onderhandelingspositie zwakker.
Als je decorbouwer bent. De opdrachtgever weet dat je niets
anders met het decor kunt. Gaat lagere verkoopprijs afdwingen

Slide 23 - Slide

Octrooi (patent)
Alleenrecht op het commerciële gebruik van een uitvinding.

De Quenzer
Beker die temperatuur behoudt en niet knoeit en spat. Met rietje

Slide 24 - Slide

Drie belemmeringen voor toetreden tot oligopolie
Belemmering
Waarom
Schaalvoordelen
Jij kan niet zo goedkoop produceren als Samsung
Verzonken kosten
Jij gaat niet investeren in machines. Als het niet lukt ben je je geld kwijt
Patent
Jij mag niet knoeivrije bekers maken. Want je hebt het patent niet

Slide 25 - Slide

Maken opgaven
3.6 en 3.7

Slide 26 - Slide

Maken opgaven
3.9 t/m 3.11
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Prijzenoorlog = Ondernemingen verlagen hun prijs om zo marktaandeel te winnen
Voordelen consument
Nadelen consument
Lagere prijzen
bedrijven gaan failliet, minder keus
bedrijven gaan failliet, overgebleven bedrijven meer macht
Door prijsverlaging moeten bedrijven op kosten besparen, slechtere service

Slide 28 - Slide

Vraagvergelijking uitgebreid
Coca Cola en Pepsi zijn concurrerende merken

Vraag Coca Cola = - 2 P Coca Cola + 3 P Pepsi + 300

Hoe hoger de prijs van coca cola, hoe lager de vraag naar coca cola

Hoe hoger de prijs van Pepsi, hoe hoger de vraag naar Coca Cola
Hoe lager de prijs van Pepsi, hoe lager de vraag naar Coca Cola

Slide 29 - Slide

Vraagvergelijking uitgebreid
Coca Cola en Pepsi zijn concurrerende merken

Vraag Coca Cola = - 2 P Coca Cola + 3 P Pepsi + 300

Door het minteken (-) voor P Coca Cola zie je dat er een negatief verband is tussen prijs van Coca Cola en de vraag hiernaar

Door het plusteken (+) tussen voor P Pepsi zie je dat er een positief verband is tussen prijs van Pepsi en vraag naar Coca Cola
Als prijs van Pepsi stijgt wordt er meer Coca Cola verkocht
Als één stijgt, stijgt het ander ook

Slide 30 - Slide

Examenvraag over verzonken kosten
Leg uit dat bij de investering in omscholingstrajecten sprake is van verzonken kosten voor de sector van Aziatische restaurants. 

Slide 31 - Slide

Examenopgave
Leg uit dat bij de investering in omscholingstrajecten sprake is van verzonken kosten voor de sector van Aziatische restaurants. 

Slide 32 - Slide

Maken 3.12 en 3.13
timer
5:00

Slide 33 - Slide

Volgtijdelijk spelen

Slide 34 - Slide

Dus wat gaat AHA doen?

Slide 35 - Slide

Dus wat gaat AHA doen?
Wel reclame
1.750 >1.000

Slide 36 - Slide

Wel of niet toetreden?

Slide 37 - Slide

Antwoord

Slide 38 - Slide

Maken
3.18 t/m 3.20
timer
1:00

Slide 39 - Slide