Quiztime!

1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wie heißt dieser Sport auf Deutsch?

Slide 2 - Open question

Die Form "u" (formal!) ist auf deutsch...
A
es
B
sie
C
Sie
D
ihr

Slide 3 - Quiz

laufen (lopen)
wir...
A
laufen
B
gelaufen
C
gelauft
D
läuft

Slide 4 - Quiz

Bei "du" brauchst du die Endung...
A
-e
B
-st
C
-en
D
-t

Slide 5 - Quiz

reiten (paardrijden)
sie (ev) ...

Slide 6 - Open question

reiten (paardrijden)
du...

Slide 7 - Open question

antworten
sie (mv)...

Slide 8 - Open question

warten (wachten)
du...
A
warten
B
wartst
C
wartest
D
warte

Slide 9 - Quiz

warten (wachten):
wir...
A
warten
B
wartt
C
wartest
D
wartet

Slide 10 - Quiz

finden (vinden)
Du
A
findest
B
finde
C
finden
D
findst

Slide 11 - Quiz

finden (vinden)
Ich
A
findest
B
finde
C
finden
D
gefunden

Slide 12 - Quiz

der = mannelijk, die = vrouwelijk, das = onzijdig. Maar wanneer gebruik je "(k)ein" en
wanneer "(k)eine"?

Slide 13 - Open question

der
die
das
Landschaft
Sonntag
Januar
Winter
Übung
Musik
Osten
Mädchen
Brot
Katze
Büchlein
Tiger

Slide 14 - Drag question

der
die
das
mannelijke personen / dieren
zaaknamen die eindigen op -e
namen van dagen, maanden, jaargetijden en windrichtingen
vrouwelijke personen en dieren
woorden op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ik, -ion, -tät 
woorden die in het Nederlands "het-woorden" zijn
woorden die eindigen op -chen en -lein

Slide 15 - Drag question

Das sind (onze) ___ Bücher (mv).
A
eure
B
unser
C
unsere
D
seine

Slide 16 - Quiz

Das sind (jullie) ___ Taschen (mv).
A
eure
B
euer
C
sein
D
seine

Slide 17 - Quiz

Das ist (zijn) ___ Katze (v).
A
meine
B
mein
C
sein
D
seine

Slide 18 - Quiz

Das ist (mijn) ___ Haus (m).
A
meine
B
mein
C
dein
D
deine

Slide 19 - Quiz

die Sache

Slide 20 - Open question

leren

Slide 21 - Open question

Engels

Slide 22 - Open question

natuurkunde

Slide 23 - Open question

uitleggen

Slide 24 - Open question

het succes

Slide 25 - Open question

Voorzetsels met een 4e naamval?
(er zijn 6!)

Slide 26 - Open question

durch

Slide 27 - Open question

tegen

Slide 28 - Open question

voor mij

Slide 29 - Open question