Wisk 6.1

1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Alle cijfers zijn ook getallen
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Alle getallen zijn ook cijfers
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Een getal is hetzelfde als een cijfer
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Is 2 een getal of een cijfer?
A
getal
B
cijfer

Slide 7 - Quiz

Is 39 een cijfer of een getal?
A
cijfer
B
getal

Slide 8 - Quiz

Is 513,12 een cijfer of een getal?
A
cijfer
B
getal

Slide 9 - Quiz

Hoeveel VERSCHILLENDE cijfers heeft dit getal?

10.789.097,098
A
5
B
8
C
11
D
12

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat is een decimaal getal?
A
een getal zonder komma
B
een getal met cijfers achter de komma

Slide 13 - Quiz


Sleep de getallen naar het juiste vak.
Gehele getallen
Decimale getallen
24,2
87
5,90
829
90
24
43,21

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Is 0 een even of een oneven getal?
A
even
B
oneven

Slide 17 - Quiz

Is 423 even of oneven?
A
even
B
oneven

Slide 18 - Quiz

even of oneven?

700
A
even
B
oneven

Slide 19 - Quiz

Is 657199254 even of oneven

A
Even
B
Oneven

Slide 20 - Quiz

Is 3456789 een even of oneven getal?
A
Even
B
Oneven

Slide 21 - Quiz

Is de uitkomst van 5 x 6 even of oneven?
A
even
B
oneven

Slide 22 - Quiz

Is de helft van 34 even of oneven?
A
Even
B
Oneven

Slide 23 - Quiz

De som van twee oneven getallen is een even getal.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Priemgetallen zijn:
A
2, 4, 6, 8, 10, ...
B
1, 2, 3, 5, 8, ...
C
1, 3, 5, 7, 9, ...
D
2, 3, 5, 7, 11, ...

Slide 26 - Quiz

Wat is geen priemgetal?
A
51
B
17
C
21
D
het zijn allemaal priemgetallen

Slide 27 - Quiz

Hoeveel priemgetallen zijn er tussen 1 en 10?
A
8
B
6
C
2
D
4

Slide 28 - Quiz

Hoeveel even priemgetallen zijn er?
A
0
B
2
C
1
D
oneindig veel

Slide 29 - Quiz

Priemgetallen kunnen ook decimale getallen zijn.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide


Blijf steeds verdubbelen.

Welk getal moet dan in het lege vakje komen?
A
20
B
22
C
30
D
32

Slide 32 - Quiz


Blijf steeds verdubbelen.

Welk getal moet dan in het lege vakje komen?
A
30
B
35
C
38
D
48

Slide 33 - Quiz

Verdubbelen en halveren

Slide 34 - Slide

Reken handig:
35 x 8 =
(Denk aan verdubbelen/halveren)
A
140
B
280
C
360
D
400

Slide 35 - Quiz

Reken handig:
48 x 4 =
(Denk aan verdubbelen/halveren)
A
160
B
184
C
192
D
200

Slide 36 - Quiz

Reken handig:
72 x 8 =
(Denk aan verdubbelen/halveren)
A
640
B
656
C
560
D
576

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Som, verschil, product en quotiënt.
Sleep de woorden en de tekens naar het juiste vak.
Som
product
verschil
quotiënt
+
-
x
:
plus
min
keer
delen

Slide 39 - Drag question

Som
Product
Verschil
Quotiënt
Vermenigvuldigen
Optellen
Aftrekken
Delen

Slide 40 - Drag question

Wat is een ander woord voor plus/optellen?
A
Verschil
B
Som
C
Product
D
Quotiënt

Slide 41 - Quiz

Wat is een ander woord voor keer/vermenigvuldigen?
A
Quotiënt
B
Product
C
Som
D
Verschil

Slide 42 - Quiz

Het ... van 28 en 4 is 112
A
som
B
verschil
C
product
D
quotient

Slide 43 - Quiz

welke uitkomst is het grootst bij de getallen 15 en 1
A
som
B
product
C
verschil
D
quotiënt

Slide 44 - Quiz

10 is … van 100 en 10


A
het product
B
de som
C
het verschil
D
het quotiënt

Slide 45 - Quiz

45 is … van 50 en 5


A
het product
B
de som
C
het verschil
D
het quotiënt

Slide 46 - Quiz

Het....van 5 en 22 is 17
A
Som
B
Verschil
C
Product
D
Quotiënt

Slide 47 - Quiz

Van 100 en 95 is 5 ...
A
het verschil
B
de som
C
het product
D
het quotiënt

Slide 48 - Quiz

10 is .......... van 2 en 5
A
som
B
verschil
C
quotient
D
product

Slide 49 - Quiz