1.1 + 1.3 Dierenwelzijn & Communicatie

1.1 Dierenwelzijn
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quiz, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

1.1 Dierenwelzijn

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 1.1
  • Je leert wat het belang is tussen gedrag en de overleving van het individu en het voortbestaan van de soort;
  • Je leert wat prikkels zijn;
  • Je leert hoe verschillende typen prikkels gedrag beïnvloeden;
  • Je kunt de link leggen tussen prikkels, drempelwaarde en motivatie.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Dierenwelzijn
  • Welzijn = toestand waarin het lichamelijk en sociaal goed gaat.
  • Natuurlijk gedrag en sociaal gedrag bevordert het welzijn van dieren.

  • Stress = spanning in lichaam van dieren als gevolg van prikkels => leidt tot ongewenst gedrag.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Gedrag
  • Gedrag: alle zichtbare handelingen die dieren (dus ook mensen) verrichten of juist niet verrichten.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Gedrag - functie

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Gedrag
  • Gedrag: is de respons op een prikkel.
  • Prikkel: verandering in de omgeving.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Prikkels
We gaan eerst kijken naar prikkels.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Inwendige prikkels
  • Inwendige prikkel: een prikkel die vanuit het dier zelf komt, zoals honger en dorst en hormonen.

  • Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Uitwendige prikkels
  • Uitwendige prikkel: een prikkel van buiten het lichaam, zoals geur, geluid, pijn, gedrag van anderen.

  • Prikkels worden waargenomen door zintuigen!
  • Alleen de belangrijkste prikkels kunnen gedrag veroorzaken

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Een respons volgt alleen als de prikkel of motivatie groot genoeg is => drempelwaarde

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Sleutelprikkel
  • Sleutelprikkel = een prikkel die altijd hetzelfde gedrag tot gevolg heeft.

  • Sperren => moeder gaat voeren.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Supernormale prikkel
  • Supernormale prikkel = een versterkte sleutelprikkel waarop een versterkte respons volgt.

  • Nog meer supernormale prikkels?

Slide 13 - Slide

Lippenstift, junkfood, pornografie

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Slide 15 - Video

Wat is in de stekelbaarsvideo de sleutelprikkel?

Opbouw van gedrag
  • Gedragssysteem = samenhangen gedragsketens.
  • Gedragsketen = Gedragselementen in een bepaalde volgorde.
  • Gedragselement = aparte handeling van gedrag.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Noteer op de plaatsen 1 t/m 5 de volgende woorden zodat een juiste gedragsketen ontstaat:
hooi naar mond brengen - naar hooi lopen - staan kauwen - 
met slurf hooi pakken - zien hooi
timer
5:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions



1. zien hooi
2. naar hooi lopen
3. met slurf hooi pakken
4. hooi naar mond brengen
5. staan kauwen

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag

1.1 Dierenwelzijn
Vraag 1 t/m 12.
timer
1:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

1.3 Communiceren

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 1.3
  • Je leert hoe signalen een rol spelen bij de communicatie tussen dieren;
  • Je leert wat ritueel gedrag is;
  • Je herkent verschillende typen conflictgedrag;

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Communicatie
  • Door het uitwisselen van signalen kunnen individuen binnen 1 soort met elkaar communiceren.

  • Signaal = prikkel bestemd voor soortgenoten.
  • Communicatie = Het uitwisselen van signalen.




Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Sociaal gedrag
  • Sociaal gedrag = de prikkels en responsen die het bij elkaar leven in goede banen leiden.

  • Ouder-kind gedrag

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Ritueel gedrag
  • Ritueel gedrag = gedrag dat bedoeld is om spanning tussen soortgenoten te verminderen.

  • Zoals begroetingsrituelen.
  • Ritueel gedrag bestaat uit een vaste volgorde van signalen.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Baltsgedrag
Gedrag dat aan de paring vooraf gaat en de bereidheid tot paring vergroot en vaak ook de band tussen de partners verstevigt.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 28 - Video

This item has no instructions

0

Slide 29 - Video

This item has no instructions

Territorium
  • Territorium gedrag = gedrag om een gebied waarin één of meerdere dieren leven te verdedigen tegen soortgenoten of andere indringers.
 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Dreiggedrag
  • Op de grens van het territorium vertonen dieren vaak dreiggedrag.

  • Waarom gaan ze niet meteen in de aanval?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Conflict gedrag
  • Er is sprake van conflict gedrag wanneer een dier niet weet welke gedragselementen uit welk gedragssysteem hij moet kiezen. 



Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Conflictgedrag

Er zijn 3 mogelijke opties bij conflictgedrag:
- Ambivalent gedrag
- Overspronggedrag
- Omgericht gedrag


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Ambivalent gedrag
  • Bij ambivalent gedrag is het gedrag opgebouwd uit handelingen uit de twee gedragssystemen waar het dier tussen twijfelt. Bijv. combi van aanvallen en vluchten.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Omgericht gedrag
  • Het gedrag (agressie) wordt gericht op een ander doel/object.


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Overspronggedrag
  • Ongepast gedrag voor de situatie.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

ambivalent gedrag
oversprong-
gedrag
Omgericht gedrag
Je moeder is boos omdat je slechte examenresultaten behaalde. Ze maakt geen ruzie met je maar gaat de was doen.
Je hebt net je rijexamen afgelegd, waarvoor je heel zenuwachtig was. Je krijgt je resultaat terug en je bent geslaagd. Je huilt van blijdschap.
Met je pas verkregen rijbewijs rijd je de auto van je pa in de prak. Wanneer je hem het nieuws vertelt slaat hij met zijn vuist op tafel.

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

Huiswerk
1.1 Dierenwelzijn
Vraag 1 t/m 12

1.3 Communicatie
Vraag 27 t/m 40.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions