Met welk woord geef je het verversen van lucht in de longen aan?
1 / 18
next
Slide 1: Open question
Middelbare school
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Met welk woord geef je het verversen van lucht in de longen aan?
Slide 1 - Open question
Bij inademen is het strotklepje ...... en de huig........
A
huig=open
strotklepje =dicht
B
huig=dicht
strotklepje =open
C
huig=open
strotklepje =open
D
huig=dicht
strotklepje =dicht
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Op welke plek zitten trilhaarcellen?
A
plek 1 en plek 2
B
plek 1
C
plek 2
D
niet op plek1 en ook niet plek 2
Slide 4 - Quiz
Wat is de naam van onderdeel 6?
A
Longblaasje
B
Bronchie
C
Luchtpijp
D
Llngpijptakje
Slide 5 - Quiz
Met welk woord geef je het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide aan?
Slide 6 - Open question
Welke functie heeft de huig?
A
afsluiten van de neusholte tijdens ademhaling
B
afsluiten van de slokdarm tijdens ademhaling
C
afsluiten van de luchtpijp tijdens slikken
D
afsluiten van de neusholte tijdens slikken
Slide 7 - Quiz
Een EHBO-er helpt een drenkeling door mond-op-mondbeademing toe te passen. In welk deel van de luchtwegen van het slachtoffer is, tijdens het inblazen van lucht door de EHBO'er, het zuurstofgehalte het laagst?
A
in de mondholte
B
in de luchtpijp
C
in de bronchiën
D
in de longblaasjes
Slide 8 - Quiz
De politie gebruikt voor alcoholcontrole bij automobilisten een blaastest. Als de chauffeur te veel heeft gedronken, geeft het apparaat dit aan.
Waarop reageert dit apparaat?
A
op de alcohol die door de speekselklieren wordt afgegeven
B
op de alcohol dampen die door de longen wordt afgegeven
C
op de alcohol dampen die zich nog in de maag begeven
Slide 9 - Quiz
Waarvoor dient de huig?
A
De huig voorkomt dat er lucht in de mondholte komt tijdens het inademen
B
De huig voorkomt dat er lucht in de slokdarm komt tijdens het inademen
C
De huig voorkomt dat er voedsel in de luchtpijp komt tijdens het slikken
D
De huig voorkomt dat er voedsel in de neusholte komt tijdens het slikken
Slide 10 - Quiz
In welke volgorde stroomt lucht door de onderdelen van het ademhalingsstelsel bij een inademing?
A
Bronchiën-longblaasjes-luchtpijp
B
Luchtpijp-bronchiën-longblaasjes
C
Bronchiën-luchtpijp-longblaasjes
D
Longblaasjes-luchtpijp-bronciën
Slide 11 - Quiz
HOE HEET ONDERDEEL Q UIT DE AFBEELDING?
A
Luchtpijptakje
B
Longblaasje
C
bronchië
D
Kraakbeenring
Slide 12 - Quiz
Hoe heet onderdeel P uit de afbeelding?
A
Luchtpijptakje
B
Longblaasje
C
Bronchië
D
Kraakbeenring
Slide 13 - Quiz
Hoe heet onderdeel R?
A
Strottehoofd
B
Longblaasje
C
Long
D
Bronchie
Slide 14 - Quiz
De gaswisseling van de mens vindt plaats in..
A
De neus
B
De luchtpijp
C
Longblaasjes
D
De mond
Slide 15 - Quiz
Wanneer de bronchiën nauwer zijn, gaat de gaswisseling dan sneller of langzamer?
A
Sneller
B
Gelijk
C
Langzamer
Slide 16 - Quiz
Wanneer de binnenkant van de longblaasjes bedekt is met een laagje teer, gaat de gaswisseling sneller of langzamer