2E - 11-10-2023 - Unit 2 - les 19

Engels
Welcome 2E
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Engels
Welcome 2E

Slide 1 - Slide

Unit 2 - Extremes
Lesson 19 
- Check homework exercises 16 (p.68), 20 + 21 (pp.71)
- Goals
- Grammar recap: past simple
- Practise
- Homework



Slide 2 - Slide

Goals
  • Je weet welke tijd de past simple is.
  • Je weet hoe je de past simple van regelmatige en onregelmatige werkwoorden maakt.
  • Je kunt de past simple toepassen (= gebruiken in een zin).

Slide 3 - Slide

Recap Past Simple

Slide 4 - Slide

Past simple
We gebruiken de past simple in het Engels als we praten over iets dat in het verleden is gebeurd en is afgerond.

Er zijn woorden die aangeven dat iets in het verleden gebeurd is. Kun je een voorbeeld geven?

Slide 5 - Slide

Past simple
Regular verbs / regelmatige werkwoorden
Verb + ed
Some exceptions / uitzonderingen:
y -> ied 
(verdubbeling medeklinker): stop -> stopped



Slide 6 - Slide

Past simple
Irregular verbs / onregelmatige werkwoorden




Examples:
go -> went
buy -> bought
drink -> drank
be -> was/were
have -> had

Slide 7 - Slide

Past simple
Vragen maken in de past simple:
Did aan het begin van de zin. Wat gebeurd er met het werkwoord?

Example:
He walked his dog every day.
Did he walk his dog every day?

Slide 8 - Slide

Past simple
Ontkenningen maken in de past simple:
Did + not toevoegen aan de zin. Wat gebeurd er met het werkwoord?

Example:
He walked his dog every day.
He didn't walk his dog every day.

Slide 9 - Slide

Je gebruikt de Past Simple als ...
A
...iets in het verleden aan de gang was
B
...iets in het verleden gebeurde en/of afgerond is
C
...iets op dit moment gebeurt
D
...iets is begonnen en je er nog last van hebt

Slide 10 - Quiz

The past simple of
to study (leren, studeren)
A
studied
B
study
C
studies
D
studyed

Slide 11 - Quiz

The past simple of
to stop (stoppen)
A
stoped
B
stopped
C
stop
D
stooped

Slide 12 - Quiz

The past simple of
to pronounce (uitspreken)
A
pronounced
B
pronounsed
C
pronounces
D
pronunced

Slide 13 - Quiz

The past simple of
to go (gaan)
A
goed
B
god
C
went
D
wend

Slide 14 - Quiz

The past simple of
to be (zijn)
A
was
B
beed
C
were
D
bede

Slide 15 - Quiz

The past simple of
to see (zien)
A
seed
B
sede
C
saw
D
seen

Slide 16 - Quiz

The past simple of
to come (komen)
A
comed
B
come
C
camed
D
came

Slide 17 - Quiz

Write the past simple of
kiss

Slide 18 - Open question

Write the past simple of love

Slide 19 - Open question

Write the past simple of stay

Slide 20 - Open question

Write the past simple of bring

Slide 21 - Open question

Write the past simple of drive

Slide 22 - Open question

Write the past simple of take

Slide 23 - Open question

I understand the past simple!
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Heb je nog een vraag over de past simple?

Slide 25 - Open question

Unit 2 - Extremes
Next class on Friday 13 October ->
practice test watching/listening

Homework:
Bring your iPad (with a full battery) 
and a headphone.



Slide 26 - Slide