Op weg naar 1F thema 6 spelling/grammatica sterk/zwak

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Thema 6 spelling/grammatica

Oefenen met sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden

Veranderen van klank in de verleden tijd

lopen --> liepen

vangen --> vingen

vliegen --> vlogen

schrijven --> schreven

Zwakke werkwoorden

Krijgen in de verleden tijd -te(n) of -de(n)

Schrijf eerst de stam op en gebruik 't ex-kofschip

werken            ik werkte              wij werkten

fietsen            ik fietste               wij fietsten

wandelen      ik wandelde        wij wandelden

stomen          ik stoomde          wij stoomden

Sterk of zwak?
openen

1. Sterk
2. Zwak

Sterk of zwak?
lezen

1. Sterk
2. Zwak

Sterk of zwak?
duwen

1. Sterk
2. Zwak

Sterk of zwak?
zoeken

1. Sterk
2. Zwak

Sterk of zwak?
rennen

1. Sterk
2. Zwak

Wat is de verleden tijd?

ik loop

1. ik liep
2. ik loopte
3. ik loopde
4. ik liepte

Wat is de verleden tijd?

jij knipt

1. jij kniepte
2. jij knipde
3. jij knoopt
4. jij knipte

Wat is de verleden tijd?

wij schieten

1. ik schoot
2. wij schietten
3. wij schoten
4. wij scheiden

Wat is de verleden tijd?

ze zit

1. ze zitte
2. ze zaten
3. ze zatte
4. ze zat

Wat is de verleden tijd?

ik lees

1. ik leesde
2. ik las
3. ik laste
4. ik leeste

Wat is de verleden tijd?

wij duiken

1. ik dook
2. wij duikten
3. wij doken
4. wij duikde

Wat is de verleden tijd?

wij praten

1. wij praatten
2. wij praatte
3. wij prieten
4. wij praten

Wat is de verleden tijd?

jullie typen

1. jullie typde
2. jullie typden
3. jullie typte
4. jullie typten

Schrijf de verleden tijd:
ik zit

Schrijf de verleden tijd:
hij wandelt

Schrijf de verleden tijd:
wij zwemmen

Schrijf de verleden tijd:
hij raakt

Schrijf de verleden tijd:
ik wil

Schrijf in de tegenwoordige tijd:
wij werden

Schrijf in de tegenwoordige tijd:
ik lag

Schrijf in de tegenwoordige tijd:
hij sprong

Schrijf in de tegenwoordige tijd:
ze dacht

Schrijf in de tegenwoordige tijd:
wij leerden

Aan de slag

Ga naar Studiemeter:

- Via Starttaal Online

- Thema 6

- Oefeningen

- Afmaken spelling en grammatica