Auf der Piste

Winterurlaub

Du lernst wie man Skier mieten kann, du kannst einen Freund oder eine Freundin einladen zum Skifahren.
Du lernst was 'Hals und Beinbruch' bedeutet.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Winterurlaub

Du lernst wie man Skier mieten kann, du kannst einen Freund oder eine Freundin einladen zum Skifahren.
Du lernst was 'Hals und Beinbruch' bedeutet.

Slide 1 - Slide

Übersetze diese Wörter aus dem
Text ins Deutsche:
beter dan - dus - redenen
comfortabel - moeilijker dan - soms
Schrijf je antwoorden onder elkaar.

Slide 2 - Open question

Wie viele Vorteile hat Snowboarden
über Skifahren laut der Autorin?
schrijf het cijfer op

Slide 3 - Open question

Hören: Skifahren am Feldberg.
Achte auf die Zahlen die Katrin nennt.
1) Welche Zahlen hörst du und wofür stehen sie?
2) Warum ist der Feldberg geeignet für Kinder?


Katrin

Slide 4 - Open question

Die Sortierung nach Farben beschreibt den Schwierigkeitsgrad einer Skipiste.
Mit einem Gefälle bis zu 25 Prozent ist dieser Pistentyp gut geeignet für AnfängerInnen.
Pistenmarkierungen zeigen einen mittleren Schwierigkeitsgrad an. Das Gefälle ist geringer als 40 Prozent. Die rote Piste ist damit für AnfängerInnen schon nicht mehr geeignet.
Diese Pisten sind den Profis vorbehalten. AnfängerInnen bringen sich auf dem Gefälle von mehr als 40 Prozent ernsthaft in Gefahr.
eine blaue Piste
eine rote Piste
eine schwarze Piste

Slide 5 - Drag question

Welche Wörter aus den vorigen Slides kennst du noch?

geeignet =
A
eigen
B
geschikt
C
glijden

Slide 6 - Quiz

'Die Piste' ist im Plural:


A
die Pisten
B
die Pistes

Slide 7 - Quiz

beginners =

A
Anfanger
B
Anfänger
C
Anfangers

Slide 8 - Quiz

bequem =
A
comfortabel
B
bekwaam

Slide 9 - Quiz

Wortschatz
Nimm dein Buch und übersetze
die Wörter auf Seite 66 ins
Niederländische.
Falls du eine Übersetzung nicht
kennst:
 www.uitmuntend.de

Slide 10 - Slide

NL>D: Geschikt voor beginners.

Slide 11 - Open question

NL>D: De blauwe piste is voor beginners.

Slide 12 - Open question

NL>D: Een dagkaart kost 40 Euro.

Slide 13 - Open question

NL>D: Het gebied is heel groot.

Slide 14 - Open question

NL>D: Gisteren vroor het.

Slide 15 - Open question

NL>D: Dat is niet toegestaan.

Slide 16 - Open question

NL>D: De omgeving is mooi.

Slide 17 - Open question

Rollenspiel Teil 1
SchulerIn A
SchülerIn B
Wat kan ik voor u doen?
Ik wil graag een snowboard huren.
Bent u beginner of gevorderde?
Beginner. Ik heb schoenmaat 42.
Ik heb dit board voor u. Bij mijn collega (Kollege) kunt u betalen.
Dank u.
[...] Ik wil dit board huren en heeft u een kaart van het skigebied?
Ja, hier heeft u een kaart. U mag niet off-piste rijden.

Slide 18 - Slide

Rollenspiel Teil 2
SchulerIn A
SchülerIn B
Hoe wordt het weer?
Zonnig. Vannacht zal het sneeuwen.
Dan wil ik graag een skipas voor het hele gebied.
Geen probleem. Dat wordt samen 185,- Euro.
Kan ik pinnen.
Geen probleem. 
Dank u.
Veel plezier!

Slide 19 - Slide

Rollenspiel
Met dit rollenspel bereiden jullie in twee- of drietallen een gesprek voor
Je gaat op wintersportvakantie met je ouders en eventuele broers en zussen. Omdat er een bed in het chalet over is, mag je een Duitse vriend(in) meenemen. Je belt je vriend(in) op om hem/haar uit te nodigen. Dit gesprek doen jullie uit je hoofd voor de klas. Op de volgende slide gaat het gesprek verder.


Schüler 1
Schüler 2
Hoi met mij, heb je zin om mee te gaan skiën in Oostenrijk?
Reageer positief. Vraag met wie.
Vertel met wie jullie gaan. Zeg dat er nog een plek vrij is voor één persoon.
Reageer positief (maar op een andere manier dan hierboven). Vraag wanneer jullie gaan.
In de voorjaarsvakantie (im Winterurlaub).
Vraag hoe jullie reizen. Je vliegt liever niet.
Met de auto, we overnachten één nacht in de buurt van  München.
Vraag hoe lang het reizen is.
Ongeveer acht uur.
Geef aan dat je het met ouders moet bespreken.

Slide 20 - Slide

Rollenspiel
Schüler 1
Schüler 2
Geen probleem. Je moet alleen je skipas betalen. De rest willen m'n ouders betalen.
Dat is heel aardig (nett) van ze!
Hoe wordt het weer?
Reageer positief. Zeg iets over de sneeuwzekerheid en dat de zon vaak schijnt en de omgeving mooi is.
Ik kan niet goed skiën, is dat een probleem?
Geef aan dat het gebied veel blauwe pistes heeft en je vriend(in) ook kan leren skien.
Gelukkig. Misschien kan ik beter snowboarden, ik kan ook skaten.
Geef twee voordelen van snowboarden boven skien (zie tekst in slide 3)
Zullen we afspreken met onze ouders dan kunnen we alles bespreken.
Reageer positief. Doe een voorstel voor een dag en een tijd.
Reageer positief.
Tot dan!
Doei!

Slide 21 - Slide

Ab in den Tiefschnee

Slide 22 - Slide

Suche im ersten Absatz (alinea) das deutsche Wort für:
' het terrein'

Slide 23 - Open question

Suche im ersten Absatz das deutsche Wort für:
' de situatie'

Slide 24 - Open question

Suche im zweiten Absatz das deutsche Wort für:
' het ergste'

Slide 25 - Open question

Suche im zweiten Absatz das deutsche Wort für:
' dus'

Slide 26 - Open question

Suche im dritten Absatz das deutsche Wort für:
'gelijktijdig'

Slide 27 - Open question

Suche im dritten Absatz das deutsche Wort für:
'het apparaat'

Slide 28 - Open question

Suche im fünften Absatz das deutsche Wort für:
'topplaatsen'

Slide 29 - Open question

Suche im fünften Absatz das deutsche Wort für:
'topplaatsen'

Slide 30 - Open question

Suche im sechsten Absatz das deutsche Wort für:
'de wedstrijden'

Slide 31 - Open question

Suche im siebten Absatz das deutsche Wort für:
'een opleiding'

Slide 32 - Open question

Suche im siebten Absatz das deutsche Wort für:
'blessure'

Slide 33 - Open question

Aufgaben
Macht jetzt alleine und in Ruhe (stilte)
die Aufgaben zum Text.

Slide 34 - Slide