Schrijven zonder fouten

Schrijven zonder fouten
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Schrijven zonder fouten

Slide 1 - Slide

Schrijven zonder fouten
  •  Heb je geen letters vergeten of omgewisseld? 
  • Heb je alle woorden die aan elkaar moeten aan elkaar geschreven? 
  • Beginnen alle namen en zinnen met een hoofdletter? 
  • Staan de leestekens op de goede plaats?
  • Heb je de (werk) woorden goed gespeld?

Slide 2 - Slide

De medewerkers hebben de totale kosten van de excursie (berekenen).

Slide 3 - Open question

Zij heeft haar paard heel erg (verwaarlozen).

Slide 4 - Open question

Misschien (worden) ik morgen geopereerd.

Slide 5 - Open question

Nadat de film was afgelopen, (haasten) Roos zich naar huis.

Slide 6 - Open question

Hij ... de klachten zonder medicijnen.

a: behandelt b: behandeld
A
behandelt
B
behandeld

Slide 7 - Quiz

reegelen

a: juist b: onjuist
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

vondt

a: juist b: onjuist
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Hier kun je medicijnen halen.

Slide 10 - Open question

Hiermee kun je meten of je koorts hebt.

Slide 11 - Open question

Heet water met een zakje.

Slide 12 - Open question

Een hardloopwedstrijd van iets meer dan 42 kilometer.

Slide 13 - Open question

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.

a: huis vuil b: huisvuil
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 14 - Quiz

Tot 1 december kun je je___ voor de schaatswedstrijd.

a: in schrijven b: inschrijven
A
in schrijven
B
inschrijven

Slide 15 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?

a: Zondag b: zondag
A
Zondag
B
zondag

Slide 16 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter
Welke is juist?
a: meneer de Jong b: meneer De Jong
A
meneer de Jong
B
meneer De Jong

Slide 17 - Quiz

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 18 - Open question

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een stomme toets'.
a: juist b: onjuist
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz