1. Ik was zenuwachtig voor mijn eerste dag op deze school.
2. Ik ken al iemand in deze klas van mijn vorige school.
3. Ik ben wel eens in een ver land geweest.
4. Ik stel graag vragen in de klas.
5. Ik heb al een keer iets gewonnen (bijvoorbeeld een prijs of wedstrijd).
6. Ik zit op een sport.
7. Ik weet al welk vak mijn lievelingsvak is.
8. Ik kom met de fiets naar school.
9. Ik speel een muziekinstrument.
10. Ik heb een huisdier.
11. Ik heb broers of zussen.
12. Ik ben al eens naar een concert of festival geweest.
13. Ik ga iets leuks doen deze zomervakantie.
14. Ik ga de basisschool niet missen.