Examentraining mavo 4: leesvaardigheid

leesvaardigheid
Mavo 4
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

leesvaardigheid
Mavo 4

Slide 1 - Slide

Onderwerp van een tekst
  • Beschrijft in één woord of in enkele woorden waarover een tekst gaat.

Slide 2 - Slide

Hoofdgedachte van de tekst
  • Wat zegt de schrijver over het onderwerp?
  • Bekijk de titel.
  • Lees de eerste alinea.
  • Lees de kernzinnen van de alinea's.
  • Lees het slot.

Slide 3 - Slide

Let op!
  • Bij een tekst wordt vaak een meerkeuzevraag gesteld over de hoofdgedachte van de tekst.
  • Lees de antwoorden goed. Sommige gaan vaakl maar over een gedeelte van de tekst.

    Slide 4 - Slide

    Waar vind je vaak de hoofdgedachte van een tekst?
    A
    In de titel, de kernzinnen en de inleiding
    B
    In de bron, de titel en de kernzinnen
    C
    Alleen In de inleiding
    D
    In de hele tekst

    Slide 5 - Quiz

    Schrijfdoelen
    Een schrijver van een tekst heeft altijd een bepaalde bedoeling met zijn tekst.

    Slide 6 - Slide

    Welke schrijfdoelen ken je?

    Slide 7 - Mind map

    Schrijfdoelen
    • Informeren;
    • Instructie geven;
    • Overtuigen/ betogen;
    • Activeren/ aansporen;
    • Amuseren (vermaken);
    • Gevoelens oproepen.

    Slide 8 - Slide

    Wat is een signaalwoord bij het tekstverband "opsomming"?
    A
    en
    B
    want
    C
    omdat
    D
    toch

    Slide 9 - Quiz

    Wat is het tekstdoel van een recensie?
    A
    informeren
    B
    overtuigen
    C
    amuseren
    D
    activeren

    Slide 10 - Quiz

    Wat is het tekstdoel van een reclametekst?
    A
    informeren
    B
    instructie geven
    C
    amuseren
    D
    activeren

    Slide 11 - Quiz

    Wat zijn tussenkopjes?
    A
    Kleine titels boven een alinea
    B
    Kleine titels boven de tekst
    C
    Kleine titels
    D
    Dit bestaat niet

    Slide 12 - Quiz

    Wat is een hoofdgedachte?
    A
    Dit is een gedachte van de schrijver
    B
    Een korte samenvatting van de tekst in 1 zin
    C
    Altijd de eerste zin van de tekst
    D
    Altijd de titel van de tekst

    Slide 13 - Quiz

    Welk tekstdoel hoort er bij de volgende titel

    "Regering te laat met ophalen Afghaanse vertalers"
    A
    mening geven
    B
    informeren
    C
    uitleggen
    D
    activeren

    Slide 14 - Quiz

    Welk tekstdoel hoort er bij de volgende titel.

    Actie is nodig, niet morgen, nu! Sluit je aan en doe mee!
    A
    informeren
    B
    overtuigen
    C
    mening geven
    D
    activeren

    Slide 15 - Quiz

    Tekstsoort
    Vaak kun je het doel van een tekst ontdekken door te herkennen wat voor tekstsoort het is.

    Bijvoorbeeld: nieuwsbericht, recept, recensie.

    Slide 16 - Slide

    Tekstsoort en doelen
    Nieuwsbericht -> informeren
    Recept -> instructie geven
    Ingezonden brief -> overtuigen
    Reclametekst -> activeren
    Stripverhaal -> amuseren
    Gedicht -> gevoelens oproepen

    Slide 17 - Slide

    Slide 18 - Link

    Wat voor tekstsoort zou een reclame over een nieuw soort speelgoed zijn?
    A
    Amuserende tekst
    B
    Informerende tekst
    C
    Activerende / aansporende tekst
    D
    Betogende tekst

    Slide 19 - Quiz

    bekijk het volgende krantenbericht

    Slide 20 - Slide

    Slide 21 - Link

    Bruls wil 1,5 meter terug en coronabewijs op werkvloer: ‘Meer belang bij robuuste maatregelen’

    AMSTERDAM - Hubert Bruls, voorzitter van het Veiligheidsberaad en burgemeester van Nijmegen, wil dat de 1,5 meter afstand weer wordt ingevoerd en vindt dat het coronatoegangsbewijs ook op de werkvloer moet worden ingezet. Daarvoor is een wetswijziging nodig, zo zei hij in Buitenhof zondag. Wat hem betreft wordt die wetswijziging ‘eerder vandaag dan morgen’ in gang gezet.

    Slide 22 - Slide

    Wat is, op basis van de titel, het tekstdoel van het krantenbericht?
    A
    activeren
    B
    overtuigen
    C
    informeren
    D
    amuseren

    Slide 23 - Quiz

    OPINIEWIM VAN BOXTEL
    Opinie: Stop het gedram over achterstanden en geef leerlingen rustig de tijd
    Het door minister Slob voorgestelde herstelplan voor het onderwijs is onverstandig, oneerlijk voor leerlingen en bevat weinig realiteitswaarde, betoogt Wim van Boxtel.

    Slide 24 - Slide

    Wat is, op basis van de titel, het tekstdoel van het krantenbericht?
    A
    activeren
    B
    overtuigen
    C
    instrueren
    D
    amuseren

    Slide 25 - Quiz

    Hoe laten de schrijvers hun mening NIET blijken?
    A
    Ze gebruiken citaten van deskundigen
    B
    Ze formuleren hun standpunten
    C
    Ze weerleggen de standpunten van anderen
    D
    Ze geven een mening aan het slot

    Slide 26 - Quiz

    Wanneer een schrijver deskundigen citeert is het dan altijd een overtuigende tekst?
    ja
    nee

    Slide 27 - Poll

    In een betoog geeft de schrijver zijn mening in de inleiding. In de kern ondersteunt de schrijver zijn mening alleen met feiten.
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 28 - Quiz

    De schrijver wil zijn mening geven.
    DOEL?
    A
    uitleg geven
    B
    overtuigen
    C
    informeren
    D
    overhalen/aansporen

    Slide 29 - Quiz

    Leesstrategieën
    1. Globaal;
    2. Intensief;
    3. Zoekend.

    Slide 30 - Slide

    Leesstrategieën
    Globaal lezen:
    • Kijk naar de titel, tussenkopjes, plaatjes en de bron van de tekst.
    • Daarna lees je de inleiding, kernzinnen van alinea's en het slot.

    Slide 31 - Slide

    Leesstrategieën
    Intensief lezen:
    • Je leest de hele tekst.
    • Je let op details.
    • Probeer te begrijpen wat er in de tekst staat.

    Slide 32 - Slide

    Leesstrategieën
    Zoekend lezen:
    • Zoek naar trefwoorden.
    • Zoek gericht naar informatie in de tekst.

    Slide 33 - Slide

    bij een tekstverklaring, lees je de tekst en markeer je de kernzinnen

    Slide 34 - Slide

    Functie van een afbeelding
    • Trekken van aandacht.
    • Voegt nieuwe informatie toe.
    • Nodig om de tekst beter te begrijpen.

    Slide 35 - Slide

    Indeling van een tekst
    Titel
    Inleiding
    MIddenstuk - kern van de tekst
    Slot

    Slide 36 - Slide

    Functies van de inleiding
    Inleiding
    • Onderwerp van de tekst introduceren.
    • Aandacht trekken

    Slide 37 - Slide

    Bij het slot van een overtuigende tekst vind je vaak de mening van de schrijver
    waar
    niet waar

    Slide 38 - Poll

    Functies van het slot
    Let op: hoofdgedachte van de tekst staat vaak in het slot.
    • Conclusie geven.
    • Samenvatting geven van de tekst.
    • Advies geven.
    • Waarschuwing geven.
    • Oproep doen.

    Slide 39 - Slide

    Signaalwoorden
    • Het is handig om de signaalwoorden uit je hoofd te leren.
    • Je herkent dan de verbanden van de tekst.

    Slide 40 - Slide

    Signaalwoorden

    Slide 41 - Slide

    SIGNAALWOORDEN

    Aan een

    signaalwoord

    zie je met

    welk tekstverband

    je te maken hebt.

    Slide 42 - Slide

    Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
    A
    zoals
    B
    daarnaast
    C
    echter
    D
    zo

    Slide 43 - Quiz

    Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
    A
    toch
    B
    ten slotte
    C
    tegenover
    D
    denk aan

    Slide 44 - Quiz

    Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
    A
    omdat
    B
    zoals
    C
    en
    D
    maar

    Slide 45 - Quiz

    OOK

    is een signaalwoord voor
    A
    Opsomming
    B
    Tegenstelling
    C
    Reden

    Slide 46 - Quiz

    MAAR is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
    A
    tegenstelling
    B
    voorbeeld
    C
    reden
    D
    opsomming

    Slide 47 - Quiz

    want en omdat zijn signaalwoorden van
    A
    tegenstelling
    B
    reden
    C
    opsomming

    Slide 48 - Quiz

    Verwijswoorden
    Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

    • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

    Slide 49 - Slide

    stofomschrijving lezen blz. 8 en 9

    Slide 50 - Slide

    Slide 51 - Link