H4 - Steigerungssufen

V4 - Woche 36 - Stunde 2
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

V4 - Woche 36 - Stunde 2

Slide 1 - Slide

Planung Stunde 


  • Grammatik: K1: trappen van vergelijking

  • Machen: K1  Aufgabe 42



Ziele
  • Je kunt de stellende, vergrotende en overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord correct formuleren. 

  • Je kunt zaken met elkaar vergelijken en daarbij gebruik maken van de vergelijkwoorden. 




Slide 2 - Slide

die Steigerungsstufen
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer zaken met elkaar te vergelijken. Naast (1) de stellende trap (mooi) heb je (2) de vergrotende trap (mooier) en (3) de overtreffende trap (mooist). Van bijvoeglijke naamwoorden (zoals mooi) kunnen dus vormen worden afgeleid (mooier, mooist) die aangeven of de eigenschap sterk aanwezig is of zelfs heel sterk aanwezig is. 

Slide 3 - Slide

Die drei Steigerungsstufen
1.  (positiv)            de stellende trap            schnell 
2. (komperativ)  de vergrotende trap     schneller  --> stellende trap + er
3. (superlativ)     de overtreffende trap  schnellst  -->  stellende trap + st




Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is de vergrotende trap van 'kalt'?
A
kalter
B
kälter
C
kältest
D
kaltest

Slide 7 - Quiz

Wat is de overtreffende trap van weit?
A
weit
B
weiter
C
weitst
D
weitest

Slide 8 - Quiz

Kies de vergrotende trap:
gern, ...
A
gerner
B
lieber

Slide 9 - Quiz

Kies de overtreffende trap:
viel ...
A
mehr
B
vieler

Slide 10 - Quiz

Meine Schwester ist ...
als ich!
A
kleinest
B
kleinerest
C
kleiner
D
klein

Slide 11 - Quiz

Dein Buch ist ... als mein Buch.
A
neuest
B
neuer
C
neurer

Slide 12 - Quiz

Jan ist lang, Johen ist ...aber Fritz ist am längsten
A
langer
B
länger

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Wir sind .... alt.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 15 - Quiz

Du bist schneller.... ich.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 16 - Quiz

Das Leben in einer Großstadt ist teurer .... in diesem Dorf.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 17 - Quiz

Der Berg ist genauso hoch ... jener.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 18 - Quiz

Die beiden Freundinnen sind ... alt.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 19 - Quiz

0

Slide 20 - Video

Und jetzt selbst üben...
Selbstständig machen:  Aufgabe 42  
Hilfe? => Grammatik 2 Seite 39

Fertig = Lernen
  • Wörter Grammatik 2 Seite 39 ...weet je de vertaling?

Slide 21 - Slide

Hoe vorm je de vergrotende en overtreffende trap?
A
stellende trap + -er / -e
B
stellende trap + -e / st
C
stellende trap + -st / -e
D
stellende trap + -er / st

Slide 22 - Quiz