Grammatica online les 3: voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling

Voorzetsel voorwerp en bijwoordelijke bepaling.
Doel:
Je leert hoe het het voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling herkent in een zin. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorzetsel voorwerp en bijwoordelijke bepaling.
Doel:
Je leert hoe het het voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling herkent in een zin. 

Slide 1 - Slide

Lesinhoud:
* Check in-vraag
* Herhaling grammatica
* Instructie voorzetselvoorwerp
* oefenen van theorie
* huiswerk + huiswerk nakijken
* Check out-vraag

Slide 2 - Slide

Check in-vraag
Ik weet wat een voorzetsel voorwerp is
Ik weet wat een bijwoordelijke bepaling is

Slide 3 - Poll

Redekundig ontleden is
A
de woordsoorten benoemen
B
de zinsdelen benoemen
C
het verdelen van de zin in zinsdelen

Slide 4 - Quiz

Taalkundig ontleden is
A
de woordsoorten benoemen
B
de zinsdelen benoemen
C
het verdelen van de zin in zinsdelen

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:

Een Australische tiener heeft ternauwernood een aanval van een witte haai overleefd.
A
heeft
B
overleefd
C
heeft overleefd
D
heeft ternauwernood overleefd

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Een Australische tiener heeft ternauwernood een aanval van een witte haai overleefd.
A
van een witte haai
B
een Australische tiener
C
een aanval
D
heeft overleefd

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Een Australische tiener heeft ternauwernood een aanval van een witte haai overleefd.
A
Een Australische tiener
B
in de zin staat geen lijdend voorwerp
C
van een witte haai
D
een aanval

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

Een Australische tiener heeft ternauwernood een aanval van een witte haai overleefd.
A
Een Australische tiener
B
heeft overleefd
C
een witte haai
D
in de zin staat geen meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Voorzetselvoorwerp
* Een zinsdeel dat altijd begint met een voorzetsel.
* Heeft een sterke band met een werkwoord, dat wil zeggen:
een voorzetsel met een vast werkwoord. 

Er zijn veel werkwoorden met een vast voorzetsel. We doen een test (in de volgende slide). Je vult altijd een werkwoord in:

Slide 10 - Slide

Hij ergerde zich ……haar Valentijns-appje.

Slide 11 - Mind map

Karin kwam terug …. haar beslissing.

Slide 12 - Mind map

De veroordeelde verzette zich …… het vonnis van de rechter.

Slide 13 - Mind map

Laten we niet ….. de zaken vooruitlopen.

Slide 14 - Mind map

Bijwoordelijke bepaling
* geeft extra informatie bij het gezegde
* geeft extra informatie over tijd, plaats, of de reden waarom iets gebeurt
* in een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen voorkomen

Slide 15 - Slide

herkennen van een bwb
* Waar(heen) + onderwerp + gezegde?
* Wanneer + onderwerp + gezegde?
* Waarom + onderwerp + gezegde?
* Met wie/wat + onderwerp + gezegde? 
Er zijn nog meer vragen te bedenken om bijwoordelijk bepalingen te vinden.

Sommige woorden zijn altijd afzonderlijke bijwoordelijke bepalingen:
niet, soms, al, zelfs, misschien, toch, ook.

Slide 16 - Slide

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in de volgende zin:

Een Australische tiener heeft ternauwernood een aanval van een witte haai overleefd.
A
ternauwernood
B
heeft overleefd
C
van een witte haai
D
een aanval

Slide 17 - Quiz

Geef de bijwoordelijke bepaling(en).

Hij verdiepte zich in de wachtkamer in de Story.
A
verdiepte zich
B
in de wachtkamer
C
in de Story
D
Hij

Slide 18 - Quiz

Geef de bijwoordelijke bepaling(en).

Een wandelaar is dertig jaar na zijn dood teruggevonden in een Zwitserse gletsjer.
A
na zijn dood
B
in een Zwitserse gletsjer
C
een wandelaar
D
dertig jaar

Slide 19 - Quiz

Huiswerk:
Lezen: blz. 150 en 152 boek.
Bekijken: Lesson Up les 3 + uitlegvideo’s van kern (37).
Maken: ontleed de volgende zin in je schrift RO.

Een Rotterdamse belastingadviseur wordt vervolgd voor oplichting.

Slide 20 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 21 - Slide

Check out-vraag:
Ik weet wat de kenmerken en functie van het voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling zijn in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll