Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee gevallen. Dan wordt er een overeenkomst geconstateerd. Als het in het ene geval zo is, dan zal het bij het andere geval ook wel zo zijn.
Signaalwoorden:
net als, zoals, zo ook, evenals, eveneens, eenzelfde, hetzelfde/dezelfde als, in vergelijking met, vergeleken met, soortgelijke, anders dan, verschillend, onderscheid.