Herhaling H3 grammatica en spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Herhaling H3 grammatica en spelling

Pak je boek erbij en je iPad!

Wat gaan we in deze les doen?

• Herhalen H3 spelling en grammatica
• Vragen beantwoorden
• Test jezelf online methode 

Wat moet je kunnen van H3?

• Zinsdelen kunnen benoemen ( zoals pv, o, wg, lv. mw) in een zin.
• Woordsoorten benoemen (zn, bn, htw, rtw, bzw, hww, kww, vz, av, psv, vrv) in een zin
• Hoofdletters
• Woorden van de woordenlijst
• Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord

Wat is ook alweer
een voltooid deelwoord?

Voltooid deelwoord

• Draagt altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij zich.
• Herken je vaak aan het ge- => Let op! bij sommige woorden die al beginnen met ge- , be- of ver- komt er géén ge- voor het voltooid deelwoord!
• Als je niet weet of het voltooid deelwoord eindigt op een -d of -t => gebruik het 'T KoFSCHiP X

Wat is een
tegenwoordig deelwoord?

Tegenwoordig deelwoord

• Dit werkwoord geeft aan dat een handeling nog bezig is.

Voorbeelden: Lopend, slapend, rennend, fluitend, mopperend.

De leerlingen verlieten rennend het schoolplein.

Ik liep fluitend naar school.

Een voltooid deelwoord draagt een vorm van hebben, zijn of worden bij zich.

1. Juist
2. Onjuist

Als je wil weten of een voltooid deelwoord eindigt op een -t of -d, gebruik je 'T KoFSCHip X.

1. Juist
2. Onjuist

Een tegenwoordig deelwoord geeft aan dat een handeling nog bezig is.

1. Juist
2. Onjuist

Hoofdletters

Hoofdletters gebruik je:

1. Aan het begin van een zin of citaat;
2. Bij eigennamen ( personen, straten, merken);
3. Bij aardrijkskundige namen;
4. Bij feestdagen. 

Let op! Er zijn een aantal uitzonderingen. Deze staan in je boek bij het theorieblokje 'hoofdletters'. 

Wat is een
meewerkend voorwerp?

Meewerkend voorwerp

• Werkwoorden met de betekenis geven en vertellen hebben vaak een meewerkend voorwerp bij zich. Let op ! Niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!
• Aan of voor wie of wat + wg + o + lv? 

Ontleden maar!

1. De directeur gaf haar een mooi cadeau.
2. Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd. 
3. De winnaar wordt een boekenpakket aangeboden.
4. Zij heeft hem het nieuwtje verteld. 
5. We hebben mijn opa een fles drank gegeven. 

Aan de slag!

• Maak Test jezelf in de online methode van H3 spelling en grammatica