2 mavo

Van De Bergen Naar De Zee
Hoofdstuk 2
1 / 39
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Van De Bergen Naar De Zee
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

§2.1: De vorming van de Alpen
Het onstaan van de Alpen
Jong Gebergte 
Erosie 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen §2.1
Je kunt uitleggen: 
1. Hoe de Alpen zijn gevormd en wat daarvan de oorzaak was; 
2. Wat de verschillen tussen een oud en jong gebergte zijn en hoe de verschillen ontstaan; 
3. Wat het verschil is tussen verwering en erosie. 

Slide 3 - Slide

§2.1
1. Hoe de Alpen zijn gevormd en wat daarvan de oorzaak was; 
2. Wat de verschillen tussen een oud en jong gebergte zijn en hoe de verschillen ontstaan; 
3. Wat het verschil is tussen verwering en erosie. 

§2.2


Het onstaan van de Alpen
  • Waar nu de Alpen liggen, lag vroeger een enorme tropische zee. 
  • Op de bodem ontstonden lagen sedimentgesteenten
  • Door endogene krachten bewegen de schollen. 
  • Als deze schollen botsen krijg je een plooiingsgebergte. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Jong gebergte
  • De Alpen zijn een jonggebergte: spitse bergtoppen. 
  • Oud gebergte heeft flauwe hellingen door exogene krachten
  • Door verwering wordt het gesteente verpulverd, een bekende vorm is vorstverwering. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Erosie
  • Het losse materiaal wordt meegenomen door wind, water of ijs. 
  • Dit breekt het landschap nog meer af, dit is erosie. 
  • Door verwering en erosie worden bergen steeds minder steil en/of vormen er dalen. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten
Je maakt: 
Opdracht 2, 5, 6, 7, 9 

Wat niet af is, is huiswerk. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

§2.1: Rivieren van ijs 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen §2.1
Je kunt uitleggen: 
1. Hoe de Alpen zijn gevormd en wat daarvan de oorzaak was; 
2. Wat de verschillen tussen een oud en jong gebergte zijn en hoe de verschillen ontstaan; 
3. Wat het verschil is tussen verwering en erosie. 

Slide 9 - Slide

§2.1
1. Hoe de Alpen zijn gevormd en wat daarvan de oorzaak was; 
2. Wat de verschillen tussen een oud en jong gebergte zijn en hoe de verschillen ontstaan; 
3. Wat het verschil is tussen verwering en erosie. 

§2.2


Het ontstaan van Gletsjers
  • Duizende jaren geleden waren de Alpen bedekt met Gletsjers. 
  • Tijdens het glaciaal viel neerslag in de vorm van sneeuw. 
  • Door het steeds bevriezen en ontdooien ontstond firn. 
  • Firn hoopt zich op en vorm een firnbekken. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Het ontstaan van Gletsjers
  • Door mechanische verwering zijn stenen naar beneden gevallen.            
  • Puin rondom de gletsjer noemen we: zijmorenen, grondmorenen en eindmorenen. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Het einde van een gletsjer
  • De gletsjer schuift door het dal naar beneden. 
  • Een dal door gletsjers heet een U-dal, een V-dal wordt gevormd door rivieren. 
  • Laag in het dal smelt de gletsjer en ontstaat er een gletsjertunnel en gletsjerpoort. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Na de ijstijd 
  • Rond 10.000 jaar geleden steeg de temperatuur op aarde weer. 
  • De eindmorenen zijn nog wel duidelijk in het landschap. 
  • Door de opwarming van de aarde smelten de gletsjers nog sneler. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De bovenloop van de Rijn 
  • Het smeltwater van de gletsjers zijn het brongebied van veel rivieren in Europa. 
  • Onderweg worden sommige rivieren aangevuld met regenwater (gemengde rivier).
  • In de bovenloop snijdt de Rijn zich door het landschap. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten 
3, 4, 5, 7, 8 & 9 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Basisboek: De vorming van de Alpen 

B66, B77, B81, B84

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

B66: Endogeen en Exogeen
  • De dunne laag om de aarde heet de aardkorst. 
  • De binnenkant van de aarde bestaat uit de aardkern en aardmantel. 
  • Door de hitte is de binnenkant vloeibaar (magma). 
  • De kracht die schuivingen van platen veroorzaken zijn convectiestromen. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

B77: Reliëf 
Vier  reliëf soorten: 
  • Hooggebergte: hoger dan 1500m.
  • Middelgebergte: tussen 500 en 1500m. 
  • Heuvelland: tussen de 200 en 500 m. 
  • Laagland: lager dan 200. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

B81: Verwering 
  • Mechanische verwering: valt uit elkaar. 
  • Biologische verwering: wortel wringen in spleten van gesteente. 
  • Chemische verwering: de samenstelling verandert: roest. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten §1
1, 3, 4, 8 in de les. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

2e uur: 
Leerdoelen samenvatten! 
  • Je schrijft het leerdoel op. 
  • Je kijkt welke theorie erbij hoort. 
  • Dit schrijf je er onder, zo heb je een samenvatting! 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen §2.2
Je kunt uitleggen: 
- Hoe een gletsjer bijdraagt aan de opbouw van het landschap; 
- Wat de kenmerken zijn van de bovenloop van de Rijn; 
- Hoe de waterval van Schaffhausen is ontstaan. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

§3: Het stroomgebied van de Rijn

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

De Bovenrijnse Laagvlakte
  • Vlakbij Basel is een gedeelte van de aardkorst naar beneden gezakt door een breuk. 
  • Het lagere gedeelte heet een slenk. Het hogere gedeelte is een horst. 
  • In de laagvlakte stroomt het water langzamer, en snijdt zich minder in het landschap. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

De Bovenrijnse Laagvlakte
  • Het dal is er breed en de rivier neemt ruime bochten: meanders. 
  • In de buitenbocht stroomt het water sneller dan in de buitenbocht. 
  • In de buitenbocht wordt materiaal meegenomen, in de binnenbocht wordt het neergelegd. 
  • Later ontstaan daar hoefijzermeren. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

De Middenrijn
  • In het middelste gedeelte van de Rijn baant de Rijn een weg door de bergen.
  • Het water zorgt ervoor dat het rivierdal steeds smaller wordt. 
  • De Rijn was vroeger een handelroute tussen Noord- en Zuid Europa. Kastelen waren om alles in de gaten te houden. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

De benedenloop van de Rijn
  • Voor de grens van Nederland verdwijnen de hoogteverschillen. 
  • De Rijn stroomt traag en breed door het landschap. 
  • Bij de monding van de rivier is het hoogteverschil erg klein (verhang). Hier is veel sedimentatie. 
  • Bij de kust vind je een delta. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

§3: Basisboek 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

B90: 
  • Rivieren in laagland monden op verschillende manieren uit op zee. 
  • Door een lage stroomsnelheid zinkt er veel materuaal en ontstaat een delta. 
  • Een estuarium ontstaat in een gebied met veel eb- en vloed. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

B120:
  • De hoofdrivier ontvangt water uit zijrivieren en beekjes. 
  • Al die waterlopen vormen een stroomstelsel. 
  • Stroomstelsel + hoofdrivier = stroomgebied. 
  • Het debiet is de hoeveelheid water die door de rivier stroomt. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

B121: 
  • De bovenloop bestaat uit bergen en heuvels, de benedenloop is laagland.
  • Twee plaatsen liggen nooit op dezelfde hoogte. 
  • Het hoogte verschil is het verval
  • Het verhang per kilometer us het verhang

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten 
1, 6, 8 & 9 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

§4: Kustvormen 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Golven
  • Golven onstaan door de wind, de hoogte en kracht hangen af van 3 factoren: 
  • 1. De kracht van de wind. 
  • 2. De tijd dat de wind waait. 
  • De afstand die de golf aflegt. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

De zee bouwt op
  • Golven slaan bij ondiep water over de kop. Hij wordt afgeremd. 
  • Dit noem je de branding. 
  • Bij een sterke terugstoom wordt de kust afgebroken. 
  • Bij een zwakke stroom juist opgebouwd = aanslibbingskust

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

De zee bouwt op
  • De Nederlandse kust is een aanslibbingskust. Er ontstaan strandwallen. 
  • Als deze droog staan neemt de wind dit zand mee. 
  • Hierdoor ontstaan kustduinen. 

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

De zee breekt af
  • De kusten van Frankrijk en Groot-Brittannië breken juist af. 
  • Dit is een afbraak- of klifkust. 
  • Het bestaat uit zacht gesteente. 
  • Het harde gesteente blijft staan, waardoor de kust uit gaat steken op bepaalde plekken. 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 
1, 2, 5, 7, 8 & 11

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions