Werkwoordspelling les 5

Werkwoordspelling les 5
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoordspelling les 5

Slide 1 - Slide

Doel
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden.

Ik liep  <>  Ik maakte

Slide 2 - Slide

Zoek de valse

Slide 3 - Slide

Nabespreken 'Zoek de valse'

Slide 4 - Slide

Stappenplan zwakke werkwoorden
1.   Laatste letter van de stam (= hele werkwoord -en) 
           fietsen               geloven               reizen


2.                                      Ja     ->   + te(n)
                                          Nee ->   + de(n)

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
Ik loopte

Hij hangde

Wij blaasden


Slide 6 - Slide

sterke werkwoorden

Slide 7 - Mind map

Verstoppertje met sterke en zwakke werkwoorden

Slide 8 - Slide

Stand or sit

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Slide 10 - Slide

Nabespreking

Slide 11 - Slide

Wat heb je vandaag gehoord dat nieuw was en je graag wilt onthouden?

Slide 12 - Open question

Werkwoordenwijzer

Slide 13 - Slide