Lastige werkwoorden 2b

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

DOEL


Je weet wanneer je een -t of een -d moet gebruiken als de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm hetzelfde klinken

Je weet hoe je een bijvoeglijk naamwoord spelt
spelling: 
lastige werkwoorden

Slide 2 - Slide

Opletten: lastige werkwoorden

Werkwoorden die beginnen met be-, ge-, ver-, ont-, her- of over- klinken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd hetzelfde, maar vaak schrijf je de werkwoorden anders.


gebeurt of gebeurd

verandert of veranderd?

herstelt of hersteld?

Slide 3 - Slide

Opletten: lastige werkwoorden


In de tegenwoordige tijd noemen we een werkwoord met 

be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-  een persoonsvorm.


In de voltooide tijd noemen we een werkwoord met

be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-  dat geen persoonsvorm is 

een voltooid deelwoord.



Slide 4 - Slide

Persoonsvorm

Soms gebeurt dat.
Dat verandert niets.
Zij herstelt haar scooter.
Voltooid deelwoord

Het is gebeurd.
Het is niet veranderd.
Zij heeft haar scooter hersteld.
Is het een pv?  JA
Tt of vt?  TT
Regel? Stam +t
Is het een pv?  NEE
Regel? Maak langer, hoor je -t of -d? Schrijf zo kort mogelijk

Slide 5 - Slide

Joris heeft de tekst in het Frans vertaald met Google Translate.
________
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Steeds weer belooft Martine ons een ijsje.
________
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Door het plaatsen van zonnepanelen _____ het bedrijf op energiekosten.
A
bespaart
B
bespaard

Slide 8 - Quiz

Wat _____ een rond blauw verkeersbord met een witte bromfiets erop?
A
betekent
B
betekend

Slide 9 - Quiz

Je _____ de Nederlandse voetbalsupporters bij de Olympische spelen aan hun oranje outfit.
A
herkend
B
herkent

Slide 10 - Quiz

Voor dit tomatensoepgerecht moeten de tomaten eerst _____ worden.
A
ontveld
B
ontvelt

Slide 11 - Quiz

De gemeente heeft onze buren een vergunning _____ om drie berkenbomen te kappen.
A
verleend
B
verleent

Slide 12 - Quiz

Heb jij alles eerlijk aan de ouders _____ ?
A
verteld
B
vertelt

Slide 13 - Quiz