1KT Grammatica zinsdelen: pv en wg

1KT Grammatica
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 26 min

Items in this lesson

1KT Grammatica

Slide 1 - Slide

Planning
- Terugblik op woordsoorten
- Uitleg persoonsvorm - zinsdelen en werkwoordelijk gezegde
- uitleg over lezen

Doelen: 
Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden
Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden. 

Slide 2 - Slide

Welke woordsoorten ken je nog?

Slide 3 - Mind map

Noem de 3 lidwoorden.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm
- is altijd een werkwoord. 
- er is maar 1 persoonsvorm in de zin.
(uitgezonderd samengestelde zinnen)

Slide 6 - Slide

Op welke manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
A
Een persoon
B
Geen werkwoord
C
Altijd een werkwoord!
D
Een voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Hoe lang duurt deze les?

Slide 11 - Open question

Zinsdelen / streepjes zetten
1. Zoek eerst de persoonsvorm
2. Alles wat voor de persoonsvorm staat is een zinsdeel. 
Alles wat je er voor kunt zetten is een zinsdeel.
3. Verander de volgorde van de zin. 

Let op: het moet wel een goede zin blijven. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Op het strand van Zandvoort is zaterdagnacht een auto aangespoeld. 

STAP 1: PV = IS
STAP 2: Op het strand van Zandvoort is ook een zinsdeel
Stap 3:

Een is op het strand van Zandvoort  zaterdagnacht auto aangespoeld.  X
Een auto is op het strand van Zandvoort zaterdagnacht aangespoeld.  V

Slide 14 - Slide

Zet streepjes: Zijn linkerschoen is heel vies geworden.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Waaruit bestaat het werkwoordelijke gezegde van een zin?
A
Het onderwerp + alle werkwoorden
B
Alle werkwoorden
C
Alle werkwoorden + lijdend voorwerp
D
De persoonsvorm + het lijdend voorwerp

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 20 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin:

Ik heb een hele reep chocolade gegeten.
A
Ik
B
heb
C
heb gegeten
D
gegeten

Slide 21 - Quiz

Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz


Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen.
(streepjes zetten)

A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz


Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz