Toets Spelling

 Spelling
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

 Spelling

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van spelling?
Alles nog
Iets
Mwhoo, gaat wel
Wat is spelling?

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Video

Werkwoordspelling
Kleine herhaling

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Als u met u creditcard betaal.., moet u dit wel melden.
A
Betaald
B
Betaaldt
C
Betaalt
D
Betaal

Slide 5 - Quiz

Naar alle mensen die langs de kant stonden, hebben de prinsesje (wuiven)
A
gewuift
B
gewuifd
C
gewuivt
D
gewuivd

Slide 6 - Quiz

Gisteren (updaten) Marnix zijn laptop opnieuw
A
update
B
updatede
C
updatete
D
updated

Slide 7 - Quiz

Toen de show was afgelopen, verlieten de bezoekers (lachen) het theater
A
lachent
B
lachendt
C
lachend
D
-

Slide 8 - Quiz

Jij hebt dit goed (timen)
A
getimed
B
getimt
C
getimet
D
getimd

Slide 9 - Quiz

Gisteren (paintballen) de teams in een loods
A
Paintballden
B
Paintbalde
C
Paintbalden
D
Paintballde

Slide 10 - Quiz

De leerling-kok (braden) het vlees aan beide kanten goudbruin
A
braden
B
braade
C
braadde
D
braadden

Slide 11 - Quiz

Herman en zijn vriendin (reizen) vorig jaar naar Indonesie.
A
reiste
B
reisten
C
reisde
D
reisden

Slide 12 - Quiz

Denk jij dat zijn directeur iedereen altijd vertrouw...
A
Vertrouwt
B
Vertouwdt
C
Vertrouwd
D
Vertrouwdd

Slide 13 - Quiz

De geërgerde werknemers (bonzen) boos op de deur
A
bonsde
B
bonsden
C
bonste
D
bonsten

Slide 14 - Quiz

Trema
Als je het woord verkeerd kunt uitspreken, dan gebruik je een trema.
geëist, beïnvloed, poëzie, zeeën, coördinatie, financiën

In cijfers en getallen gebruik je een trema.
tweeënvijftig, drieëntachtig

Latijnse en Franse woorden die eindigen op -ei, -eus, -eum, en -ien krijgen geen trema.
museum, opticien, petroleum

Slide 15 - Slide

Trema?
financieel
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz


Trema
Wanneer gebruik je een trema?
A
Als binnen een woord klinkers botsen
B
Gewoon omdat het leuk staat.

Slide 17 - Quiz

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van genie?

Slide 19 - Open question

Apostrof of niet?


A
Karins handtas
B
Karin's handtas
C
Karins' handtas
D
Karins's handtas

Slide 20 - Quiz

Wanneer gebruik je een apostrof?
A
Als één of meer letters zijn weggelaten
B
bij bezitsaanduidingen
C
na cijfers en afkortingen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 21 - Quiz

Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje

Slide 22 - Quiz

Wat is de apostrof?
A
;
B
/
C
'
D
"

Slide 23 - Quiz

Apostrof?
65+ + er
A
65+-er
B
65+'er
C
65+er

Slide 24 - Quiz

Een samenstelling
A
is een woord gemaakt van meerdere losse woorden
B
zijn losse woorden, die eerst aan elkaar vast zaten
C
is een gezin dat bestaat uit ouders met kinderen uit een eerdere relatie
D
leer je bij wiskunde

Slide 25 - Quiz

Wat is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks

Slide 26 - Quiz

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
huiswerkmap

Slide 27 - Quiz

Wat is een samenstelling?
A
avon+tuur = avontuur
B
melk + pak = melkpak
C
honger+ig = hongerig

Slide 28 - Quiz

Wat is een samenstelling?
A
dierentuin
B
waterfles
C
computer
D
schermpjes

Slide 29 - Quiz

Wat hebben we geleerd?
heel veel
niets
een beetje
veel

Slide 30 - Drag question

Wat vond je van de Lessonup?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll