Recht 2 - week 2

1 / 55
next
Slide 1: Slide
RechtHBOStudiejaar 2

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoe staan we er vandaag in?

Slide 3 - Poll

Recap...

Slide 4 - Slide

Wat zijn de drie essentiële elementen van een arbeidsovereenkomst volgens art. 7:610 BW?
A
Arbeid, loon, locatie van werk
B
Arbeid, gezagsverhouding, loon
C
Loon, werktijden, vakantiedagen
D
Arbeid, proeftijd, cao

Slide 5 - Quiz

Welke uitspraak over gezagsverhouding is juist?
A
Een arbeidsovereenkomst vereist dat de werkgever altijd fysiek aanwezig is.
B
De werknemer bepaalt zelf hoe het werk wordt uitgevoerd.
C
De mogelijkheid om instructies te geven is voldoende voor gezagsverhouding.
D
Alleen bij aanneming van werk is er sprake van gezagsverhouding.

Slide 6 - Quiz

Wanneer is een werknemer aansprakelijk voor schade die hij aanricht tijdens het werk?
A
Altijd, tenzij er een verzekering is afgesloten.
B
Alleen bij schade aan derde partijen.
C
Alleen bij opzet of bewuste roekeloosheid.
D
Nooit, de werkgever is altijd volledig aansprakelijk.

Slide 7 - Quiz

Wat is een belangrijk kenmerk van een uitzendovereenkomst?
A
De werknemer werkt zonder gezagsverhouding.
B
Het is altijd een mondelinge overeenkomst.
C
Er is pas sprake van een arbeidsovereenkomst als de uitzendkracht begint met werken.
D
De uitzendkracht is altijd zelfstandig ondernemer

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het als een wetsartikel dwingend recht bevat, zoals art. 7:611 BW ("goed werkgever/werknemer")?
A
Werkgever en werknemer mogen hiervan afwijken zolang ze het eens zijn.
B
Werkgever en werknemer zijn verplicht zich hieraan te houden, ongeacht afspraken die zij zelf maken
C
De rechter kan het artikel alleen gebruiken als er een conflict is.
D
Het artikel geldt alleen voor ambtenaren.

Slide 9 - Quiz

Welke stelling over aanvullend recht is juist?
A
Het geldt alleen als er een cao van toepassing is.
B
Werkgever en werknemer mogen hiervan niet afwijken.
C
Aanvullend recht geldt alleen bij mondelinge arbeidsovereenkomsten.
D
Het vult de overeenkomst aan als werkgever en werknemer niets hebben afgesproken.

Slide 10 - Quiz

Welke van de onderstaande artikelen is een voorbeeld van semi-dwingend recht, waarbij afwijking alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk is?
A
Art. 7:611 BW – goed werknemerschap
B
Art. 7:653 BW – concurrentiebeding mag alleen schriftelijk worden overeengekomen.
C
Art. 7:618 BW over loon zonder afspraak – vult ontbrekende afspraken aan.
D
Art. 7:638 lid 3 BW – vaststellen van vakantiedagen voorzien bij CAO.

Slide 11 - Quiz

Het beëindigen van de iao in een notendop

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

art. 7:667 BW
1 Een arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken bij overeenkomst of bij de wet aangegeven.
2 Voorafgaande opzegging is in dat geval nodig:
a.indien zulks bij schriftelijk aangegane overeenkomst is bepaald;
(...)
3 Een arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 1 kan slechts tussentijds worden opgezegd indien voor ieder der partijen dat recht schriftelijk is overeengekomen.
6 Voor de beëindiging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst is voorafgaande opzegging nodig.
(...)
8 Een beding, krachtens hetwelk de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt wegens zwangerschap of bevalling van de werkneemster, is nietig.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Welke van de onderstaande opties is geen manier waarop een arbeidsovereenkomst kan eindigen?
A
Met wederzijds goedvinden
B
Ontslag via het UWV
C
instemming vakbond met sociaal plan
D
Ontbinding door de kantonrechter

Slide 24 - Quiz

Opzegging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is altijd mogelijk
Juist
Onjuist

Slide 25 - Poll

Wat is de aanzegplicht bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd?
A
De werknemer moet aangeven of hij wil blijven
B
De werkgever moet minimaal een maand van tevoren melden of het contract wordt verlengd
C
Er hoeft niets gemeld te worden
D
De werkgever moet altijd het contract verlengen bij goed functioneren

Slide 26 - Quiz

Wat is juist over ontslag op staande voet?
A
Er is altijd toestemming van de kantonrechter nodig
B
Er geldt geen opzegtermijn
C
De werknemer behoudt recht op WW
D
Het geldt alleen bij geveinsde ziekte

Slide 27 - Quiz

In welke gevallen moet de werkgever ontslag aanvragen via het UWV?
A
Bij disfunctioneren
B
Bij een arbeidsconflict
C
Bij langdurige arbeidsongeschiktheid en bedrijfseconomische redenen
D
Bij werkweigering

Slide 28 - Quiz

Ketenregeling

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Sanne (17) werkt sinds 1 maart 2022 op basis van tijdelijke contracten bij een administratiekantoor. Ze heeft achtereenvolgens drie contracten gehad, zonder onderbreking, met een totale duur van 2 jaar en 9 maanden. Het bedrijf wil haar nu een nieuw tijdelijk contract aanbieden vanaf december 2024. Wat is juridisch gezien de juiste optie volgens de ketenregeling van art. 7:668a BW?
A
Sanne mag nog één tijdelijk contract krijgen, zolang het totaal maar onder de 3 jaar blijft.
B
Sanne moet minimaal 6 maanden uit dienst zijn voordat ze weer een tijdelijk contract kan krijgen.
C
Het vierde contract wordt automatisch een vast contract.
D
De ketenregeling geldt niet voor minderjarigen.

Slide 32 - Quiz

Opzeggen overeenkomt
voor onbepaalde tijd

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Opzegtermijnen

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Een werkgever beëindigt de arbeidsovereenkomst van Mirjam op 1 juni, terwijl haar opzegtermijn volgens de wet twee maanden is. Hij betaalt haar tot 1 juli. Wat kan ze doen?
A
niets, want ze is al betaald tot 1 juli
B
Een vergoeding ter hoogte van twee maanden loon
C
Ze kan eisen dat de opzegging ongedaan wordt gemaakt
D
Een vergoeding van één maand loon wegens onregelmatige opzegging

Slide 39 - Quiz

Transitievergoeding

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Wanneer heeft een werknemer recht op een transitievergoeding?
A
Alleen bij ontslag op staande voet
B
Bij beëindiging van het contract op initiatief van de werknemer
C
Bij ontslag op initiatief van de werkgever
D
Nooit bij tijdelijke contracten

Slide 46 - Quiz

Hoe wordt de hoogte van de transitievergoeding berekend?
A
1 maandsalaris per dienstjaar
B
1/3 maandsalaris per dienstjaar
C
1/2 maandsalaris per gewerkt kwartaal
D
Afhankelijk van de risicosfeer van het ontslag

Slide 47 - Quiz

Hoeveel transitievergoeding ontvangt Sophie bij ontslag na 2 jaar en 3 maanden dienstverband en een bruto maandsalaris van €3.000?
A
€2.000,-
B
€2.250,-
C
€3.000
D
€3.750,-

Slide 48 - Quiz

Sophie’s collega Lars verdient €120.000 per jaar. Wat is dan het maximale bedrag dat hij aan transitievergoeding kan krijgen?
A
€94.000,- (wettelijk maximum)
B
1/3 van €94.000,-
C
Niets, want zijn inkomen is te hoog
D
€120.000,-

Slide 49 - Quiz

Kennelijk onredelijk ontslag

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Wat is een voorbeeld van een kennelijk onredelijk ontslag?
A
De werknemer komt te laat
B
Er is geen duidelijke reden voor het ontslag
C
De werknemer weigert overwerk
D
De werknemer heeft kritiek op de werkgever

Slide 53 - Quiz

EXIT TICKET
1. Wat is het belangrijkste dat je vandaag hebt geleerd?

2. Welke vragen heb je nog?

Slide 54 - Open question

Dank voor je aandacht
d.kaart@pcc. nu /
dennis.kaart@inholland.nl

Slide 55 - Slide