Sam is maaltijdbezorger voor verschillende restaurants in Eindhoven. Als hij geen zin heeft, vraagt hij zijn oudere broer om de maaltijden te bezorgen. Werkt Sam op basis van een arbeidsovereenkomst?
A
Ja, want er is sprake van een gezagsverhouding.
B
Nee, want hij hoeft de arbeid niet zelf te verrichten.
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
AbeidsrechtMBOStudiejaar 1
This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Sam is maaltijdbezorger voor verschillende restaurants in Eindhoven. Als hij geen zin heeft, vraagt hij zijn oudere broer om de maaltijden te bezorgen. Werkt Sam op basis van een arbeidsovereenkomst?
A
Ja, want er is sprake van een gezagsverhouding.
B
Nee, want hij hoeft de arbeid niet zelf te verrichten.
Slide 1 - Quiz
Elektricien Bart komt op verzoek van de heer De Kort de elektrische bedrading repareren. Op basis van welke arbeidsverhouding wordt in dit geval arbeid verricht?
A
Arbeidsovereenkomst
B
Overeenkomst tot het aannemen van werk
C
Overeenkomst tot opdracht
Slide 2 - Quiz
Jeannette de poetsvrouw van een advocatenkantoor. Op basis van welke arbeidsverhouding wordt in dit geval arbeid verricht?
A
Arbeidsovereenkomst
B
Overeenkomst tot het aannemen van werk
C
Overeenkomst tot opdracht
Slide 3 - Quiz
Bilal is fysiotherapeut. Op basis van welke arbeidsverhouding behandelt hij zijn patiënten?
A
Arbeidsovereenkomst
B
Overeenkomst tot het aannemen van werk
C
Overeenkomst tot opdracht
Slide 4 - Quiz
De bepalingen over de arbeidsovereenkomst vind je vanaf:
A
art.7:400 BW
B
art.7:610 BW
Slide 5 - Quiz
Wat is de hoogte van de vakantietoeslag?
A
minimaal 2 %
B
minimaal 8%
C
minimaal € 2000
Slide 6 - Quiz
Wat is een recht van een werknemer?
A
Minimumloon
B
Vakantietoeslag
C
Vakantieopbouw
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 7 - Quiz
Peter werkt als lasser. Zijn werkgever vindt het niet nodig dat Peter en zijn collega’s een beschermende lashelm dragen. Peter raakt als gevolg van zijn werk blind. Wie is er aansprakelijk voor de schade?
A
Peter
B
Werkgever
Slide 8 - Quiz
Jan wil minder werken. Wanneer kan de werkgever dit weigeren?
A
Als het bedrijf dit niet aan kan.
B
Als Jan er nog maar net werkt.
C
Als Jan dit bijv. al morgen wil.
D
In al deze gevallen
Slide 9 - Quiz
Suus werkt 24 uur per week. Wat is haar minimale aantal vakantie-uren per jaar?
A
24
B
48
C
72
D
96
Slide 10 - Quiz
Lees art. 7:655 BW. Welke van de onderstaande onderdelen hoeft NIET schriftelijk vastgelegd te worden (art. 7:655 BW)?
A
Naam van de werknemer
B
Adres van de werknemer
C
Geboortedatum van de werknemer
D
Functie van de werknemer
Slide 11 - Quiz
Wanneer is er sprake van het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst?
A
minimaal 3 maanden/1 dag per week /20 uur per maand gewerkt
B
minimaal 3 maanden/20 uur per week gewerkt
Slide 12 - Quiz
Als er onduidelijkheid is over de omvang van de arbeidsovereenkomst in uren, wordt er gekeken naar het gemiddelde aantal uren in de afgelopen 3 maanden. Klopt dat? (art. 7:610b BW)
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quiz
Wat is de maximale duur van de proeftijd in een contract van 1 jaar?
A
1 maand
B
2 maanden
C
een proeftijd is niet toegestaan
Slide 14 - Quiz
Welke van de onderstaande stellingen is/zijn juist? I. Een concurrentiebeding kun je pas overeenkomen als werknemer 16 jaar of ouder is II. Een concurrentiebeding is ter bescherming van de kennis binnen de organisatie/het bedrijf
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
I en II zijn juist
Slide 15 - Quiz
Welke van de onderstaande stellingen is/zijn juist? I. Met een relatiebeding wil de werkgever zijn klantenkring beschermen II. Klanten van je (ex-)werkgever toevoegen aan je LinkedIn kan in strijd zijn met een relatiebeding
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
I en II zijn juist
Slide 16 - Quiz
Berend heeft een arbeidscontract voor 1 jaar. Na verloop van het jaar blijft hij er werken, ook al hebben ze het nooit over een verlenging gehad. Wat betekent dit voor het contract?
A
Het contract is gewoon geëindigd.
B
Het contract wordt met 1 jaar verlengd.
C
Het contract wordt omgezet in een vast contract.
Slide 17 - Quiz
De 'ketenregeling' wordt onderbroken als er tussen twee tijdelijke contracten:
A
meer dan 2 maanden zit
B
meer dan 4 maanden zit
C
meer dan 6 maanden zit
Slide 18 - Quiz
Wanneer moet je werkgever je in principe een vast contract geven?
A
na 3 tijdelijke contracten
B
na 4 tijdelijke contracten
Slide 19 - Quiz
Als je een oproepcontract hebt, dan heb je recht op uitbetaling van minimaal:
A
1 uur
B
3 uur
C
4 uur
D
8 uur
Slide 20 - Quiz
Kai hoort op de laatste dag van zijn jaarcontract dat hij morgen niet meer hoeft te komen. Dat betekent dat hij nu recht heeft op
A
een nieuw jaarcontract
B
een maandsalaris
C
emotionele schadevergoeding
Slide 21 - Quiz
Wat is de opzegtermijn voor de werkgever bij een contract van 7 jaar? (Kijk in art. 7:672 BW)
A
1 maanden
B
2 maanden
C
3 maanden
D
4 maanden
Slide 22 - Quiz
Wat is de wettelijke opzegtermijn voor de werknemer?
A
1 maanden
B
2 maanden
C
3 maanden
D
4 maanden
Slide 23 - Quiz
Wanneer dient de werkgever een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in bij de rechtbank, sector kanton?
A
als de werknemer slecht heeft gefunctioneerd
B
als het bedrijf financieel in de problemen komt
Slide 24 - Quiz
Als er bedrijfseconomische redenen zijn, dan vraagt de werkgever een ontslagvergunning aan. Dat doet hij bij:
A
de gemeente
B
de rechtbank, sector kanton
C
het UWV
Slide 25 - Quiz
Wat mag geen reden zijn voor de opzegging van een arbeidscontract?
A
vakbondswerk
B
ziekte (de eerste 2 jaar)
C
zwangerschap
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 26 - Quiz
John heeft 7 jaar bij een bedrijf gewerkt. Zijn maandsalaris was € 6.000. Hij wordt ontslagen omdat hij altijd 5 minuten te laat kwam en de werkgever daar niet meer tegen kon. Hij krijgt nu de wettelijke transitievergoeding. Hoe veel is dat?