oefenen SO Organen en cellen - 2.1 t/m 2.3 - 1KGT (22/23)

SO Organen en cellen - BS 2.1 t/m 2.3 - 1KGT

Dit SO bestaat uit 19 vragen met in totaal 23 punten.
Er zijn 16 meerkeuze vragen en 3 open vragen.

Lees de vragen goed door en geef zo goed mogelijk antwoord.
Heb je vragen, vraag de docent om hulp. 
Ben je klaar? Lever dan de toets in!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

SO Organen en cellen - BS 2.1 t/m 2.3 - 1KGT

Dit SO bestaat uit 19 vragen met in totaal 23 punten.
Er zijn 16 meerkeuze vragen en 3 open vragen.

Lees de vragen goed door en geef zo goed mogelijk antwoord.
Heb je vragen, vraag de docent om hulp. 
Ben je klaar? Lever dan de toets in!

Slide 1 - Slide

1. Een blad is een orgaan van een plant.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

2. plantaardige cellen hebben een celkern.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

3. Celwanden zorgen voor stevigheid van de cel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

4. Alle vaten van een plant samen noem je het wortelstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

5. Bladgroenkorrels zitten in de celkern van een plantencel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

6. In de afbeelding is maar één cel getekend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

7. Het oor is een orgaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

8. In de afbeelding is een orgaan getekend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

9. In een plantencel zit celplasma.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

10. In de afbeelding zijn dierlijke cellen getekend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Meerkeuzevragen
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen.
Beantwoordt met A, B, C of D.

Slide 12 - Slide

11. Vormen alle botten van een mens samen:
Een cel, een orgaan, een orgaanstelsel of een organisme?
A
Cel
B
Orgaan
C
Orgaanstelsel
D
Organisme

Slide 13 - Quiz

12. Een winterpeen wordt gebruikt als voedsel voor de mens. We eten de wortel van deze plant.
Door welke functie van het wortelstelsel is de winterpeen geschikt om te eten?
A
De wortel zet de plant stevig in de grond.
B
De wortel heeft een oranje kleur.
C
De wortel slaat reservevoedsel op.
D
De wortel neemt water en voedingstoffen op uit de bodem.

Slide 14 - Quiz

13. In de afbeelding staat een cel van een plant.
Welke onderdelen van deze plantaardige cel, komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
Onderdeel 1, 2 en 5.
B
Onderdeel 1, 4 en 5.
C
Onderdeel 2, 3 en 6.
D
Onderdeel 2, 5 en 6.

Slide 15 - Quiz

14. In de afbeelding is een orgaan van een mens getekend.
Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het bottenstelsel.

Slide 16 - Quiz

15. In de afbeelding zijn delen van het lichaam van een mens getekend. Telkens een klein stukje verder uitvergroot.
In welke tekening is een cel weergegeven?
A
In tekening 1.
B
In tekening 2.
C
In tekening 3.
D
In tekening 4.

Slide 17 - Quiz

16. In een organisme komen onder andere: organen, cellen en orgaanstelsels voor.
Wat is de juist volgorde van deze delen, van
GROOT naar KLEIN?
A
Cel - orgaan - orgaanstelsel.
B
Orgaan - orgaanstelsel - cel.
C
Orgaanstelsel - orgaan - cel.
D
Orgaanstelsel - cel - orgaan.

Slide 18 - Quiz

Open vragen
Geef bij de volgende vragen zelf antwoord. 
Lees de vraag goed en kijk goed WAT er gevraagd wordt!

Slide 19 - Slide

17. In de afbeelding is een torso van een mens schematisch getekend.
Schrijf de namen op van nummers 2 tot en met 7.
Begin met 2: ... 3: ... enzovoort.

Slide 20 - Open question

18. In de afbeelding is een cel getekend.
Noteer de namen van de nummers 1 tot en met 6.
Begin met 1: ... 2: ... enzovoort.

Slide 21 - Open question

19. Kim bekijkt een cel met de microscoop. Ze ziet dat er een vacuole midden in de cel zit.
Is deze cel plantaardig of dierlijk? Leg ook uit hoe je dit weet.

Slide 22 - Open question

Klaar!
Je hebt nu alle vragen gehad. Controleer VOORDAT je de toets inlevert of je alles hebt ingevuld.

Zo ja, lever hem dan in!

De docent geeft aan wat je na de toets kunt doen.

Slide 23 - Slide

Meerkeuzevragen
Geef bij de volgende vragen aan of de bewering 
juist of onjuist is.

Slide 24 - Slide