20221130 VEZO322AK niveau 3 leerjaar 1 Werkwoordspelling - Voltooid deelwoord

Nederlands
VEZO322AK
Woensdag 30 november 2022
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
VEZO322AK
Woensdag 30 november 2022

Slide 1 - Slide

Planning VEZO322AK




  • 16 november: Werkwoordspelling: tegenwoordige tijd
  • 23 november: Werkwoordspelling: verleden tijd
  • 30 november: Werkwoordspelling: voltooid deelwoord
  • 07 december: TOETS: Werkwoordspelling








Slide 2 - Slide

Terugblik op les 23-11:

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling: verleden tijd
In het Nederlands zijn er twee soorten werkwoorden: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden
  • Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld lopen --> liepen
  • Zwakke werkwoorden houden dezelfde klank, maar er komt -te of -de achter: maken  --> maakten         vullen --> vulden

Slide 4 - Slide

Herhaling
Tegenwoordige tijd: 

  • Geen d in het hele ww, geen d in de tt (HIJ  behaald)
  • stam: -en van het werkwoord. 
  • stam veranderen? 
  • jij, hij, zij > t erbij 
  • jij / je achter het ww? kort mogelijk 
Verleden tijd: 

  • sterk of zwak? 
  • zwak> te (n) of de (n)
  • - en van het ww 
  • check laatste letter
  • in het kofschip? t 
  • niet? d 
  • staat er al d of t in het ww>> dubbel

Slide 5 - Slide

VOLTOOID DEELWOORD

Slide 6 - Slide

30-11: Lesdoelen



  • MOTILE: werkwoordspelling voltooid deelwoord.

Slide 7 - Slide

Goed of fout: hij herhaald de les
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Hij melde zich bij de docent.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Goed of fout:
Wordt je vriend snel boos?
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Hij (beloven) mij te verbeteren.
A
beloofte
B
beloofde

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord? 

Het is een werkwoord in een zin. 
Ook hier moet je kijken of het zwak of sterk is. 
Een voltooid deelwoord vertelt dat iets klaar is of afgelopen. 


Slide 12 - Slide

Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin? 
1. Er staan ALTIJD twee werkwoorden in een zin. 
 
Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.

2. Begint vaak met ge, be, ont, ver, her
Ik HEB GEwerkt 

Ik BEN te laat GEkomen

Hij WERD netjes ONTvangen 





Slide 13 - Slide

Bij sterke werkwoorden eindigt het voltooid dw vaak op -en

zwemmen - zwom - gezwommen 
lopen - liep - gelopen 

bij zwakke gaan we kijken of er een t of een d achterkomt! 

Slide 14 - Slide

Maar hoe schrijf je het nou??????
Stappenplan:

1. Kijk het hele werkwoord!!!
2. haal dan -en eraf voor de stam
3. kijk naar de laatste letter
4. gebruik het 't ex kofschip 
5. of maak het woord langer 

Slide 15 - Slide

'T eX Kofschip: 
klinkers niet meetellen (e,o,i)

laatste letter staat in het kofschip:t 
laatste letter staat niet in het kofschip: d 

 

Een vd kan eindigen op: 
- en 
- T 
- D 

Slide 16 - Slide

Belangrijk!!!!!



een voltooid deelwoord schrijf je NOOIT met DT!!!!!!!


Slide 17 - Slide

Zelfwerktijd



  • MOTILE: werkwoordspelling voltooid deelwoord.

Studiemeter > Mbo-webshop > licenties starten > motile > studieplan > jouw klas > voltooid deelwoord. 


timer
30:00

Slide 18 - Slide

30-11: Lesdoelen



  • MOTILE: werkwoordspelling voltooid deelwoord.

Slide 19 - Slide