Les 2b 18 mei passé composé en voorzetsels

Hoe vervoeg je avoir
1 / 34
next
Slide 1: Open question
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe vervoeg je avoir

Slide 1 - Open question

hoe vervoeg je être

Slide 2 - Open question

hoe maak je de passé composé bij een werkwoord op -er

Slide 3 - Open question

en de passé composé van woorden op -ir

Slide 4 - Open question

welke hulpwerkwoorden kan je gebruiken?

Slide 5 - Open question

wat gebeurt er als je être gebruikt met een voltooid deelwoord?

Slide 6 - Open question

passé composé
Regel: hele werkwoord zonder -r, accent op -e bij ww op -er
aller wordt allé

Hulpwerkwoord avoir of hulpwerkwoord être.
Bij être komt er soms een extra -e of -s achter het voltooid deelwoord bij een vrouwelijk onderwerp of meervoud

Slide 7 - Slide

uitzonderingen
ik heb gehad= j'ai eu
ik ben geweest=j'ai été (niet met être dus)
ik heb gedaan=j'ai fait

Slide 8 - Slide

Zet in de passé composé
3 Tu ....................hebt ontmoet (rencontrer) un ami?

Slide 9 - Open question

Zet in de passé composé:
1 Claire et Clémence (aller=zijn gegaan).......... en vacances avec leur père

Slide 10 - Open question

in de passé composé
2 Elles (rester)............... une semaine

Slide 11 - Open question

je ....................(ben geweest) au cinéma
A
je suis été
B
j'ai été

Slide 12 - Quiz

Zet in de passé composé
4 Oui, j' (aimer)..................... ce sport

Slide 13 - Open question

zet in de passé composé
5 L'instructeur de VTT (gagner)............beaucoup de medailles

Slide 14 - Open question

voorzetsels
Regel: 
Bij een stad à (à Paris)
bij een mannelijk land au (au Portugal)
bij een meervoud land aux (aux Pays-Bas)
bij een vrouwelijk land en (en France)

Slide 15 - Slide

Vul het voorzetsel in
1 Ines et sa soeur ont passé une semaine .............. Allemagne

Slide 16 - Open question

2 Elles ont été à l'hôtel ............... Berlin

Slide 17 - Open question

4 Elle est....................... Boston

Slide 18 - Open question

3 Mais leur mère est................ États-Unis.

Slide 19 - Open question

5 Et leur père est allé ..................... Angleterre

Slide 20 - Open question

Je pars en vacances ............ Portugal

Slide 21 - Open question

werkwoorden op -re zoals répondre: voltooid deelwoord?

Slide 22 - Open question

hoe zeg je: ik antwoord

Slide 23 - Open question

Phrases-clés

Slide 24 - Slide

Ben je op vakantie geweest?

Slide 25 - Open question

Ja, ik ben op vakantie geweest naar Duitsland

Slide 26 - Open question

Is Duitsland mooi?

Slide 27 - Open question

Ja, er zijn veel bossen

Slide 28 - Open question

ik ben met vakantie geweest naar Frankrijk

Slide 29 - Open question

ik ben naar het strand geweest

Slide 30 - Open question

het was erg mooi weer

Slide 31 - Open question

ik heb in een appartement geslapen

Slide 32 - Open question

Comment dire: als je wil weten wat iets is

Slide 33 - Open question

Als je wil vragen hoe je iets schrijft

Slide 34 - Open question