Samenstellingen havo5

Kijk naar het plaatje:
Wat zie je?

Hussel de letters door elkaar.

Welke zin past
dan bij het
plaatje?->
Hint: het heeft met eten te maken
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Kijk naar het plaatje:
Wat zie je?

Hussel de letters door elkaar.

Welke zin past
dan bij het
plaatje?->
Hint: het heeft met eten te maken

Slide 1 - Slide

Wat de Schot paft








(Wat de pot schaft)

Slide 2 - Slide

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
Zondag 16 november, 23:59 uur: pp inleveren op
It's Learning.

Wat gaan we vandaag doen?
SE1 inzien
Spellingsregels over aaneenschrijven oefenen
Quiz over deze spellingsregels maken
Einde van de les: vragen over jouw SE

Slide 3 - Slide

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
  1. Je weet wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven en past de regel toe in de opdrachten.
  2. Je weet wanneer je een koppelteken moet schrijven binnen een samenstelling en past die regel toe in de opdrachten.
Samenstellingen

Slide 4 - Slide

Samenstelling
Bespreek met je buurman/buurvrouw:

Wat is een samenstelling?
Geef een voorbeeld.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
Leg uit wat het verschil is: zonder koppelteken en met koppelteken.

Slide 13 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?
  1. diploma uitreiking                          8. pro Palestina
  2. bureau stoel                              9. zee egel
  3. radio omroep                                    10. auto alarm
  4. 30+ kaas                                                              11. lange afstand loper
  5. auto band ventiel dopje   12. zwart wit
  6. carnaval optocht wagen  13. laag opgeleid
  7. T shirt   14. net uit bed look

Slide 14 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?
15. havo diploma
16. oud collega
17. vmbo diploma
18. € teken

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Theorie: hoofdstuk 2 (2.9+2.10+2.17+2.18+2.19)
Maken:
Test 78 (blz. 78)
Test 87 (blz. 81)
Test 88 (blz. 81)
Klaar? Ga aan de slag met werkwoordspelling.


timer
30:00

Slide 16 - Slide

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
  1. Je weet wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven en past de regel toe in de opdrachten.
  2. Je weet wanneer je een koppelteken moet schrijven binnen een samenstelling en past die regel toe in de opdrachten.
Doelen behaald?

Slide 17 - Slide

QUIZ
Je kunt vertellen wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven
Je kunt vertellen wanneer je een koppelteken moet schrijven binnen een samenstelling
*Je weet wanneer je een tussen -s moet schrijven
*Je weet wanneer je een tussen -n moet schrijven
* nieuw vandaag

Slide 18 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
jazz-zanger
B
jazz zanger
C
jazzzanger

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
café-eigenaar
B
caféeigenaar
C
café eigenaar

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
roc-leerling
B
roc leerling
C
rocleerling

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
taken-boek
B
taken boek
C
takenboek

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
autobandventiel-dopje
B
autoband ventieldopje
C
autobandventieldopje

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
auto-alarm
B
autoalarm
C
auto alarm

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
radio-omroep
B
radioomroep
C
radio omroep

Slide 25 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vanille ijs
B
vanille-ijs
C
vanilleijs

Slide 26 - Quiz

Hoe zat het ook alweer?
Uitgangsregel is:
Niet aan elkaar als: 

Slide 27 - Slide

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
zonnenbril
B
beukennootje
C
ladenkast
D
roggenbrood

Slide 28 - Quiz

Tussen -n of tussen -s
Gemeentehuis
Hondenhok
Stationsweg

Sommige woorden schrijf je met een 'n' in het midden, andere met een 's' in het midden. Wanneer gebruik je nou wat?

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Met of zonder tussen 'n'?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 33 - Quiz

Je schrijft een tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en
A
fout
B
goed

Slide 34 - Quiz

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen -n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord kan op -en en op -s eindigen
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen

Slide 35 - Quiz

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s
D
Dit woord heeft twee meervouden

Slide 36 - Quiz

Aan de slag!
Theorie: hoofdstuk 2 (2.9+2.10+2.17+2.18+2.19)
Maken:
Test 78 (blz. 78)
Test 87 (blz. 81)
Test 88 (blz. 81)
Klaar? Ga aan de slag met werkwoordspelling (SE-1 vmbo)


timer
20:00

Slide 37 - Slide

Wat gaat goed bij jou?
De regels over aaneenschrijven
De regels over de tussen-n
De regels over de tussen -s

Slide 38 - Poll