1A_ DER- und EIN-Gruppe Kapitel 3

Wie wil er nog graag extra uitleg?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wie wil er nog graag extra uitleg?

Slide 1 - Slide

Herzlich Willkommen 1A!



Het doel van deze les is:
Ik ken de vormen van de woorden 
van DER-Gruppe en de EIN-Gruppe 
in de eerste en de vierde naamval.

Slide 2 - Slide

Welke zinsdelen hebben we vorige week besproken?

Slide 3 - Mind map

In welke naamval staat het onderwerp?
A
eerste naamval
B
tweede naamval
C
derde naamval
D
vierde naamval

Slide 4 - Quiz

In welke naamval staat het lijdend voorwerp?
A
eerste naamval
B
tweede naamval
C
derde naamval
D
vierde naamval

Slide 5 - Quiz

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval

De man kust de vrouw.  / Een man kust een vrouw.
Der Mann küsst die Frau. / Ein Mann küsst eine Frau.

Slide 6 - Slide

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval

De man kust de vrouw. / Een man kust een vrouw.
Der Mann küsst die Frau. / Ein Mann küsst eine Frau.

De vrouw kust de man. / Een vrouw kust een man.
Die Frau küsst den Mann. / Eine Frau küsst einen Mann.

Slide 7 - Slide

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval

Zoals je het ziet in de voorbeeldzinnen de lidwoorden kunnen veranderen in verschillende naamvallen.

Wij onderscheiden 2 groepen.
1. DER-Gruppe
2. EIN-Gruppe

Slide 8 - Slide

1. DER-Gruppe
Wat hoort bij deze groep?

* de bepaalde lidwoorden > der, die, das
* dieser, diese, dieses (deze, dit) > dies-
* jed- (elk-, ieder-), manch- (sommig-), solch- (zulk-), all- (alle), welch- (welk-)

Slide 9 - Slide

1. DER-Gruppe
m
v
o
mv
1e nv (Nominativ)
der
die
das
die
4e nv (Akkusativ)
den
die
das
die

Slide 10 - Slide

1. DER-Gruppe

Slide 11 - Slide

Bij welk geslacht wijken de vormen van de 4e naamval af van die van de 1e naamval bij de DER-Gruppe?

Slide 12 - Open question

2. EIN-Gruppe
Wat hoort bij deze groep?

* het onbepaald lidwoord > ein, eine
* geen> kein, keine
* de bezittelijke voornaamwoorden > mein(e), dein(e), sein(e), ihr(e), unser(e), euer(e), Ihr(e)

Slide 13 - Slide

2. EIN-Gruppe

Slide 14 - Slide

2. EIN-Gruppe
m
v
o
mv
1e nv (Nominativ)
ein
eine
ein
keine
4e nv (Akkusativ)
einen
eine
ein
keine

Slide 15 - Slide

Bij welk geslacht wijken de vormen van de 4e naamval af van die van de 1e naamval bij de EIN-Gruppe?

Slide 16 - Open question

Bij welke groep horen de woorden: mein, dein, sein enzovoort?
A
DER-Gruppe
B
EIN-Gruppe

Slide 17 - Quiz

Grammatik D:
DER- en EIN-Gruppe in de 1e en de 4e naamval
Om te bepalen welke uitgang een lidwoord moet krijgen, gebruik het stappenplan (=Stufenplan):




Slide 18 - Slide

Laten wij oefenen...

Vul de juiste vorm in.

vraag 1,2 - DER-Gruppe
vraag 3,4 - EIN-Gruppe

Slide 19 - Slide

Maak de opdrachten...
Afmaken 3.1: 14, 15 en 16

Maken 3.2: 1, 5, 7
Klaar? Oefen de woorden van Lektion1 en 2



Slide 20 - Slide