Geschiedenis vaardigheden 3TL

• Bedrijfseconomie
• HBO
• Studiejaar 3

Geschiedenis vaardigheden

H5 en H7.

Blz. 171, 172 en 173.

Soorten bronnen

• Geschreven
• Bronnen met tekst; kranten, etc.
• Ongeschreven
• Bronnen zonder tekst; foto's, schilderijen, etc.
• Mondeling
• Bijvoorbeeld een ooggetuige.

Afbeelding links: een Franse helm uit WOI

Wat voor soort
bron is dit?

1. Geschreven
2. Ongeschreven
3. Mondeling

Samenlevingstypen

• Jagers-verzamelaars.
• Agrarische samenleving
• Landbouwsamenleving.
• Agrarisch-stedelijke samenleving
• ​Samenleving met landbouw en steden.
• Industriële samenleving​
  
• Samenleving waarin de meeste mensen in steden leven en goederen uit fabrieken komen.
• Postindustriële samenleving
• Samenleving waarin de dienstensector groter is geworden dan de industrie.

Wat voor soort
samenleving is dit?

1. Agrarische samenleving
2. Agrarisch-stedelijke samenleving
3. Industriële samenleving
4. Postindustriële samenleving

Soorten vragen

• Beschrijvende vraag
• Een vraag naar wat er in het verleden is gebeurd.

• Wat zie je in de bron...

• Verklarende vraag
• Een vraag naar een oorzaak van een gebeurtenis.

• Waarderende vraag
• Een vraag naar de betekenis van een gebeurtenis in het verleden.
• Wat is de mening van de maker...

Wat voor soort vraag is dit?
"Noem twee oorzaken voor de angst voor het communisme in Europa."

1. Beschrijvende vraag
2. Verklarende vraag
3. Waarderende vraag

Soorten oorzaken en gevolgen

• Directe oorzaak
• De reden dat iets na een korte tijd gebeurt.

• Indirecte oorzaak
• De reden dat iets na een langere tijd gebeurt.

• Aanleiding
• Een gebeurtenis die directe gevolgen heeft.

Wat voor soort oorzaak wordt hier beschreven?
"Vlak na de Cubacrisis wordt een hotline ingesteld tussen Amerika en de Sovjet-Unie."

1. Directe oorzaak
2. Indirecte oorzaak
3. Aanleiding

Continuïteit en verandering

• Continuïteit
• Een situatie/gegeven dat hetzelfde blijft.

• Verandering
• Een situatie/gegeven die een ontwikkeling meemaakt.

Standplaatsgebondenheid

Hoe je denkt over iets of iemand, heeft te maken met...

• ...de tijd waarin je leeft.
• ...waar je bent opgegroeid.
• ...hoe je bent opgegroeid/opgevoed.
• ...of je een man of vrouw bent.
• Etc.

Standplaatsgebondenheid

• Wat vind jij van dit artikel?
• Welke factoren kunnen van invloed zijn over wat jij van het nieuwsartikel vindt?