Dag 6

Woorden
Thema 13:  Muziek
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Woorden
Thema 13:  Muziek

Slide 1 - Slide

uitgaan (ww)
  •  naar een café of discotheek gaan
  •  werkwoord (2 delen)
  • Zin: Ik ga zaterdagavond uit.
  • Zin: Mijn broer en zus houden van uitgaan.
36

Slide 2 - Slide

verplicht
  • iets wat je moet doen anders krijg je straf
  • Zin: Een dokter is verplicht een mondkapje te dragen.
  • Zin: Het is verplicht om rechts te rijden op straat.
37

Slide 3 - Slide

het voorbeeld
  •  Iemand die je heel goed vindt
  • je wilt graag net zo goed zijn als die man of vrouw
  • het  voorbeeld - de voorbeelden
  • Zin: Die voetballer is mijn grote voorbeeld.
  • Zin: Ik ben het voorbeeld voor mijn zusje.
38

Slide 4 - Slide

de vraag
  • iets wat je niet weet maar je wel wilt weten
  • de vraag - de  vragen
  • Zin: Ik heb een moeilijke vraag voor jou.
  • Zin: De docent geeft antwoord op de vraag
39

Slide 5 - Slide

waar ?
  • op welke plaats 
  •  vraagwoord
  • Zin: Waar is mijn stoel?
  • Zin: Ik weet niet waar mijn sleutel is.
40

Slide 6 - Slide

waarom
  • om welke reden 
  • vraagwoord
  • zin: Waarom zijn de bananen krom?
  • zin: Waarom ben je te laat op school?
41

Slide 7 - Slide

wanneer
  • op welk moment ?
  • vraagwoord
  • zin: Wanneer ben jij jarig?
  • zin: Wanneer ga jij verhuizen?
  • zin: Ik weet wanneer ik een afspraak heb.
42

Slide 8 - Slide

Wat is verplicht?
37
A
Daar moet je je aan houden anders krijg je een boete.
B
Het moet echt.
C
Iets wat heel leuk is.
D
Een regel.

Slide 9 - Quiz

Het is ........... om rechts te rijden op straat.
37
A
verplicht
B
het resultaat
C
waar
D
bijzonder

Slide 10 - Quiz

Het is al een ....... ........ om bij het ...... je legitimatiebewijs te laten zien.
35/36/37
A
soort - verplicht - uitgaan
B
verplicht - uitgaan - voorbeeld
C
tijdje - verplicht - uitgaan
D
tijdje - uitgaan - soort

Slide 11 - Quiz

Wie is jouw voorbeeld?
38

Slide 12 - Open question

Een ........ van een ....... ......... is een panter.
33,34,38
A
snelle - soort - voorbeeld
B
voorbeeld - snel - soort
C
voorbeeld - snelle - soort
D
soort - snelle - voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Stel een vraag aan je docent.
39

Slide 14 - Open question

39
timer
1:30
Welke regels weet je voor een vraag?

Slide 15 - Mind map

Jij loopt op straat.
..................loop jij?
40
A
waar
B
hoe
C
welke

Slide 16 - Quiz

Mijn school is in Amsterdam.
..................is jouw school?
40
A
Waarom
B
Welke
C
Wanneer
D
Waar

Slide 17 - Quiz

waar =
40
A
Op welke plaats
B
Om welke reden
C
Op welk moment
D
Verwijzen naar iets waar je eerder over hebt gesproken

Slide 18 - Quiz

Het is een leuk feest.
.....................kom je niet?
41
A
Waarom
B
Welke
C
Wanneer
D
Waar

Slide 19 - Quiz

A - ....... kleur is dit?
B - ....... zijn we klaar?
C - .........ligt mijn pen?
D - ....... is hij niet op school?
40/41/42/43
A
A - Welke B - Waar C - Wat D - Waarom
B
A - Welke B - Wanneer C - Waar D - Waarom
C
A - Welke B - Wanneer C - Wat D - Waarom
D
A - Welke B - Wat C - Waar D - Wanneer

Slide 20 - Quiz

Zullen we afspreken?
...........................heb je tijd?
42
A
Waarom
B
Welke
C
Wanneer
D
Waar

Slide 21 - Quiz

A - ....... vind jij dit lekker?
B - ....... woon jij?
C - ....... je vriend ....... je bent?
40/41/42
A
A - waarom B - waar C - wanneer - waar
B
A - waarom B - waar C - weet - waar
C
A - waarom B - wanneer C - weet - waar
D
A - wat B - waar C - weet - waar

Slide 22 - Quiz