Spelling herhaling 1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Jan (besteden tt) te weinig tijd aan zijn huiswerk.

1. besteedt
2. besteed

Jan (besteden vt) te weinig tijd aan zijn huiswerk.

1. besteden
2. besteede
3. besteedde
4. bestede

Jan heeft te weinig tijd aan zijn huiswerk (besteden vd).

1. besteed
2. besteedt

Wij (vergroten vt) de foto's van onze vakantie.

1. vergrote
2. vergroten
3. vergrootte
4. vergrootten

De (vergroten bn) foto's zijn erg mooi geworden.

1. vergrote
2. vergrootte
3. vergroten
4. vergrootten

Zij (antwoorden tt) altijd voor haar beurt.

1. antwoord
2. antwoordt

Hij (veranderen tt) zijn kamer elke maand.

persoonsvorm tt enkelvoud

persoonsvorm tt meervoud

persoonsvorm vt enkelvoud

persoonsvorm vt meervoud

voltooid deelwoord

bijvoeglijk naamwoord

besteed of besteedt

bestede

besteed

besteden

besteedden

besteedde

Deze wedstrijd (vervelen tt) mij ontzettend.

1. verveeld
2. verveelt

Ik heb gisteren de hele kamer (stofzuigen vd).

1. stofgezogen
2. stofgezuigd
3. gestofzuigd
4. gestofzogen

Vorige week heb ik boven Den Helder (zweefvliegen vd).

Er (gebeuren tt) hier bijzonder weinig.

1. gebeurt
2. gebeurd

Er is hier gisteren niets (gebeuren vd).

1. gebeurt
2. gebeurd

De toeristen bewonderden de (verlichten bn) Amsterdamse grachten.

(fluiten td) kwam hij de kamer is.

1. fluitent
2. fluitend
3. gefloten
4. gefluit

De LessonUp (eindigen tt) met deze zin.

1. eindigt
2. eindigd