H6 par 1 t/m 2 oefentoets

H6 Landschap in eigen omgeving
NI
Heel veel succes!
  • Je hebt 40 minuten voor deze oefentoets. Houd de tijd in de gaten.
  • Je mag de geo gebruiken.
  • Als je op een afbeelding klikt krijg je een vergroting

1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

H6 Landschap in eigen omgeving
NI
Heel veel succes!
  • Je hebt 40 minuten voor deze oefentoets. Houd de tijd in de gaten.
  • Je mag de geo gebruiken.
  • Als je op een afbeelding klikt krijg je een vergroting

Slide 1 - Slide

In welke geologische periode
leven we nu?
A
tertiair
B
kwartair

Slide 2 - Quiz

Hoe heet de tijd in de geologische tijdsschaal waarin er ijstijden waren?

Slide 3 - Open question

Wat is het Pleistoceen en wat heeft dat met glacialen te maken?
A
Het Pleistoceen is een geologisch tijdperk met alleen warme tijden
B
Het Pleistoceen startte 10.000 jaar geleden tot nu met ijstijden
C
Het Pleistoceen is een interglaciaal van 200.000 jaar geleden
D
Het Pleistoceen is een geologisch tijdperk met glacialen

Slide 4 - Quiz

Hoelang geleden begon het Pleistoceen?
A
1 miljoen jaar
B
2 miljoen jaar
C
10.000 jaar
D
2,6 miljoen jaar

Slide 5 - Quiz

Wat is het verschil tussen een glaciaal en een interglaciaal?

Slide 6 - Open question

Zet de namen op de goede plek
Saalien
Weichselien

Slide 7 - Drag question

Nederland is opgebouwd uit:
A
op elkaar geperste gesteentelagen
B
sediment uit de rivieren

Slide 8 - Quiz

Hoe kwamen die grote stenen in ons land
A
Die werden door de gletsjer meegenomen
B
Die waren er al
C
Die sjouwden de mensen overal mee naar toe
D
weten we niet

Slide 9 - Quiz

Nederland ligt in de 
Hier stroomt het water
Daardoor is hier 
bovenloop 
benedenloop 
langzaam 
snel 
erosie 
sedimentatie 

Slide 10 - Drag question

Het terugtrekken van de zeespiegel
A
transgressie
B
regressie
C
agressie
D
decompressie

Slide 11 - Quiz

2 redenen voor transgressie
A
smeltende ijskappen minder verdamping
B
smeltende ijskappen bodemdaling
C
minder verdamping bodemdaling
D
transgressie is fake news

Slide 12 - Quiz

1e veenvorming
(zwart in tekening)
A
Hollandveen
B
Brabantveen
C
Basisveen
D
Grondveen

Slide 13 - Quiz

Eerste duinen
(grijze bulten)
A
Oude duinen
B
Jonge duinen
C
Nieuwe duinen
D
Basisduinen

Slide 14 - Quiz

Verlanding
1
2
3
4
Minder invloed zout water
natuurolijke omgeving wordt zoeter
Open water groeit dicht door plantengroei
Veenontwikkeling door niet vergane plantenresten

Slide 15 - Drag question

Kustontwikkeling sinds 5850 jaar geleden

Slide 16 - Drag question

Hoe ontstaat springtij?
A
aantrekkingskracht van de maan
B
aantrekkingskracht van de zon
C
aantrekkingskracht van maan en zon
D
door de maan en de zon

Slide 17 - Quiz

De eerste fase van de Saale-ijstijd zorgde voor:
A
Stuwwallen
B
Keileem als bodem
C
Keileemkoppen
D
Tongbekkens

Slide 18 - Quiz

Op de afbeelding is transgressie te zien tussen afbeelding B en C
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Welke afzetting is het oudst?
A
jonge zeeklei
B
Basisveen
C
Hollandveen
D
jonge duinen

Slide 20 - Quiz

Welk begrip hoort bij; ''Nadat de zee grote delen van het Hollandveen had weggeslagen, werden de overgebleven stukken land in Noord- en Zuidwest-Nederland bij overstromingen weer bedekt met dit materiaal.''
A
Oude zeeklei
B
Basisveen
C
Hollandveen
D
Jonge zeeklei

Slide 21 - Quiz

Leg uit waardoor ten zuiden van Schiermonnikoog, iets rechts van het midden, een grote, aaneengesloten wadplaat ligt.

Slide 22 - Open question

Welk begrip past het best bij de foto?
A
dynamiek
B
kwelder
C
wadplaat
D
wantij

Slide 23 - Quiz

Noem een overeenkomst en een verschil tussen een wadplaat en een kwelder.

Slide 24 - Open question

Welk landschap had Nederland tijdens de meeste ijstijden?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 25 - Quiz

Wanneer had Nederland te maken met rivieren zoals in de figuur?
A
in de ijstijd voor de Saale - ijstijd
B
tijdens het Holoceen
C
tijdens het Pleistoceen
D
tijdens interglacialen

Slide 26 - Quiz

Op Texel vind je een keileemkop.
a. Wat is een keileemkop?
b. Wat is het gevolg daarvan voor de plek van Texel?

Slide 27 - Open question

Welke uitspraak is juist?
A
Keileem komt niet in Zuid-Limburg voor
B
Keileemkoppen zijn hoger dan stuwwallen
C
Loss is een grondsoort die in Nederland overal voorkomt
D
Tijdens de Saale -ijstijd hebben de RIjn en de maas een andere richting gekregen, van het oosten naar het noorden.

Slide 28 - Quiz

Iemand doet twee uitspraken:
I 6.000 jaar geleden werd in Noord- en Zuid-holland klei afgezet dat we nu
jonge zeeklei noemen.
II Grote delen van Noord- en Zuid-Holland zagen er 6.000 jaar geleden
ongeveer zo uit als de Waddenzee nu.
Welke uitspraak is juist?

A
Uitspraak 1 is juist II is onjuist
B
Beide uitspraken zijn juist
C
Beide uitspraken zijn onjuist
D
Uitspraak 1 is onjuist II is juist

Slide 29 - Quiz

Op welke manier zou de huidige Waddenzee kunnen verlanden? Bedenk een toekomstscenario (= beschrijving van mogelijke gebeurtenissen in de toekomst).

Slide 30 - Open question

Is de foto met eb, vloed of springtij gemaakt?
A
Eb
B
Vloed
C
Springtij

Slide 31 - Quiz

Hoe noem je het water dat je op de foto ziet?
A
geul
B
priel
C
slenk
D
wantij

Slide 32 - Quiz

De zeespiegel stijgt, maar de Waddenzee wordt niet steeds dieper. Wat is daarvan de oorzaak?

Slide 33 - Open question

Je ziet op de afbeelding het huidige regiem van de Rijn. a. Hoe verschilde het regiem van de Rijn tijdens de
ijstijden van het huidige regiem van de Rijn
b Waardoor kwam dat?


Slide 34 - Open question

Welk soort rivier stroomde vooral in Nederland in ijstijd?
A
Meanderende rivieren
B
Anastomoserende riveren
C
Vlechtende rivieren
D
Gevlechte rivieren

Slide 35 - Quiz

Waar in de rivier zal je een puinwaaier vooral vinden?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Rivierscheiding

Slide 36 - Quiz

Wat is geen glaciale landschapsvorm?
A
Tongbekkens
B
Stuwwallen
C
Keileemkoppen
D
Strandwallen

Slide 37 - Quiz

In welke tijd kon je lopend van Nederland naar Engeland?
A
Interglaciaal
B
Weichselien
C
Holoceen
D
Saale - ijstijd

Slide 38 - Quiz

Wat is relatieve zeespiegelstijging?
A
De absolute zeespiegelstijging ten opzicht van NAP
B
De zeespiegelstijging ten opzichte van de dijkhoogte
C
De absolute zeespiegelstijging én de bodemdaling
D
De bodemdaling gecompenseerd door temperatuurverhoging

Slide 39 - Quiz


De zeespiegel stijgt met 3 meter, de bodem van het land daalt 1,5 meter. Hoeveel bedraagt de absolute en relatieve zeespiegelstijging?
A
absoluut 4,5 relatief 1,5
B
absoluut 1,5 relatief 4,5
C
absoluut 3 relatief 4,5
D
absoluut 3 relatief 1,5

Slide 40 - Quiz

Sleep de grondsoort naar de juiste uitleg!
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten
Duinen die vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden tot ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Duinen die vanaf ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Afzettingen van (zand en) klei in het waddengebied achter de oude duinen
Jonge duinen
Veen
Oude duinen
Oude zeeklei

Slide 41 - Drag question