Vocabulary test

Vocabulary TEST 
Give the Dutch translations of the highlighted words, you can also describe it in a short sentence. Make sure that your translation fits in the context.
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vocabulary TEST 
Give the Dutch translations of the highlighted words, you can also describe it in a short sentence. Make sure that your translation fits in the context.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

1. performed

Slide 4 - Open question

2. considered

Slide 5 - Open question

3. competitive

Slide 6 - Open question

4. demanding

Slide 7 - Open question

5. recently

Slide 8 - Open question

6. persuading

Slide 9 - Open question

7. involve

Slide 10 - Open question

8. huge

Slide 11 - Open question

9. efforts

Slide 12 - Open question

10. establishing

Slide 13 - Open question

11. continuously

Slide 14 - Open question

12. improve

Slide 15 - Open question

13. amazed

Slide 16 - Open question

14. genuinely

Slide 17 - Open question

15. compete

Slide 18 - Open question

16. contests

Slide 19 - Open question

17. avoiding

Slide 20 - Open question

18. extraordinary

Slide 21 - Open question

19. reversed

Slide 22 - Open question

20. rely on

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Kies bij -3- in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A
has become dominated by professionals
B
has now been fully developed
C
is making a comeback
D
is now being overvalued

Slide 25 - Quiz

Kies bij -4- in alinea 2 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A
For that reason
B
However
C
Instead
D
Moreover

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Wie of wat heeft/hebben zich ingezet volgens de alinea's 3 en 4 om kinderen meer aan het touwtjespringen te krijgen? Schrijf twee antwoorden op.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Geef van volgende beweringen aan of ze 'juist' of 'onjuist' zijn:
1. Bij een half uur joggen verbruik je meer calorieën dan bij een half uur touwtjespringen
2. Bij touwtjespringen worden alleen de benen goed getraind
3. Touwtjespringen is volgens veel jonge mannen typisch iets voor meisjes
4. Sommige vechtsporters trainen ook door touwtje te springen
A
1. juist 2.onjuist 3. juist 4. juist
B
1. onjuist 2.onjuist 3.juist 4.juist
C
1. onjuist 2. onjuist 3. onjuist 4. juist
D
1. juist 2. onjuist 3. onjuist 4. juist

Slide 30 - Quiz