2H - les 40 - STG




2H - martes 17 de enero - STG
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson




2H - martes 17 de enero - STG

Slide 1 - Slide

Programa

  1. Vocabulario
  2. Toetsweek
  3. Gustar
  4. Ser vs. Hay
  5.  Trabajamos online
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Toets in de toetsweek (4x)
Lees + luister
Voca Unidad 3 81-90 NL-SP
Voca Unidad 4 1-90 NL-SP
Ser
Llamarse (en andere wederkerende ww)
Bijvoeglijk naamwoord
Getallen tot 100 NL - SP
Klokkijken
Tener
Regelmatige werkwoorden
Bezittelijk voornaamwoord
Querer
Gustar
Hay

Slide 3 - Slide

Gustar
Gustar = houden van/ leuk vinden/ lekker vinden

Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN

Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp  voor het werkwoord. dit is anders dan bij een wederkerend voorwerp, lees goed de uitleg)

Zie de volgende slides voor het stappenplan voor het vervoegen van dit werkwoord!

Slide 4 - Slide

¿Te gusta el español?
1. A ellos _____________________________(gustar) el español.
2. A tí no_______________________________(gustar) las pizzas.
3. A mí y Ricardo no __________________________(gustar) la paella.
4. A vosotros ______________________(gustar) los postres.
5. A Carlos ______ _________ los plátanos.
6. A ti ______ _________ el pescado.
7. A mí ______ _________ muchísimo las vacaciones en la playa.
8. A ti ______ _________ viajar en tren.
9. A nosotros no ______ _________ nada ir al teatro.


Slide 5 - Slide

GUSTAR

Slide 6 - Slide

1.  te gusta (werkwoord) 
2. les gusta (werkwoord) 
3. les gusta (enkelvoud) 
4. les gusta (werkwoord) 
5. le gusta (werkwoord) 
6. me gusta (werkwoord)
7. te gusta (werkwoord)
8. les gusta (werkwoord) Naam + naam = les
9. le gusta (enkelvoud)
10. le gusta (werkwoord) 
11. nos gustan (meervoud) 
12. le gustan (meervoud) 

Slide 7 - Slide

Hay vs. Ser
  • Hay = er is / er zijn
  • - heeft maar 1 vervoeging
  • - hoeveelheden (getallen, veel, weinig, etc)
  • - onbepaalde lidwoorden

  • Ser = zijn
  • - soy, eres, es, somos, sois, son
  • - vaste eigenschappen.
  • - Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)
  • - Tijd, datums, dagen en gebeurtenissen 
  • - Waarvan iets gemaakt is, iemand zijn eigendom   

Slide 8 - Slide

Kies uit Ser en Hay
  1. ..... muchos alumnos en la clase
  2. Tú ..... la amiga de Susana
  3. Ana ... española
  4. ..... tres manzanas en la mesa
  5. ..... las dos y media
  6. ..... muchos deberes
  7. Juan y tú ..... amigos 

Slide 9 - Slide

Antwoorden
  1. HAY muchos alumnos en la clase
  2. ERES la amiga de Susana
  3. Ana ES  española
  4. HAY tres manzanas en la mesa
  5. SON las dos y media
  6. HAY muchos deberes
  7. Juan y tú SOIS amigos 

Slide 10 - Slide

Vertaal naar het Spaans
  1. Er zijn veel  kippen
  2. Er is een diner
  3. Er zijn 9 uien
  4. Er is toetje
  5. Er zijn peren
  6. Er zijn veel drankjes

Slide 11 - Slide

Vertaal naar het Spaans
  1. Er zijn veel  kippen           -->         HAY MUCHOS POLLOS
  2. Er is een diner                    -->         HAY UNA CENA
  3. Er zijn 9 uien                       -->         HAY NUEVE CEBOLLAS
  4. Er is toetje                            -->         HAY UN POSTRE
  5. Er zijn peren                        -->         HAY PERAS
  6. Er zijn veel drankjes         -->         HAY MUCHAS BEBIDAS

Slide 12 - Slide

Trabajamos ONLINE

1. Ga naar de LEERMIDDELEN in magister

2. Ga naar compañeros 

3. Klik aan: compañeros huiswerk

4. Klik aan: H4 

5. Klik aan: 4.5 evaluación

6. Maak: alle opdrachten

Slide 13 - Slide

Deberes
Voca Unidad 4 blz 107 NL-SP
1-90


Voca Unidad 3 blz 106 NL-SP
81-90

Slide 14 - Slide