2.3 4G vervolg

2.3
4G
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2.3
4G

Slide 1 - Slide

Lenen

Slide 2 - Mind map

Welke 3 leenmotieven zijn er?

Slide 3 - Open question

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Salariskrediet
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 4 - Quiz

Een ander woord voor lening is krediet
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

bij huurkoop
A
direct eigenaar
B
bij betaling laatste termijn
C
als de rente veranderd
D
nooit

Slide 6 - Quiz

Als iemand een product koopt dat hij in termijnen betaalt, maar waarvan hij al meteen eigenaar is, noemt men dit
A
koop op afbetaling
B
financial lease
C
huurkoop
D
uitgestelde betaling

Slide 7 - Quiz

Bij een onderpand op een lening mag de bank je woning verkopen, als je niet aan de verplichtingen voldoet?
A
Niet waar
B
Waar

Slide 8 - Quiz

maken vraag 25

Slide 9 - Slide

Antwoord 25
a Terugbetaald 36 × € 462,96 = € 16.666,56.
  Kredietkosten € 16.666,56 – € 15.000 = € 1.666,56.
 b Terugbetaald 24 × € 671,40 = € 16.113,60
   € 16.666,56 – € 16.113,60 = € 552,96.
 c Terugbetaald 24 × € 225,28 = € 5.406,72
  Kredietkosten € 5.406,72 – € 5.000 = € 406,72
  € 406,72 ÷ € 5.000 × 100 = 8,1%.

Slide 10 - Slide

maken vraag 26

Slide 11 - Slide

Antwoordn 26
a € 100
b Rente 1e maand: 0,52 ÷ 100 × € 5.000 = € 26
c Aflossing 1e maand: € 100 – € 26 = € 74
d Schuld na 1 maand: € 5.000 – € 74 = € 4.926
e Rente 2e maand: 0,52 ÷ 100 × € 4.926 = € 25,62
  Aflossing 2e maand: € 100 – € € 25,62 = € 74,38
  Schuld na 2 maanden: € 4.926– € 74,38 = € 4.851,62

Slide 12 - Slide

Maken vragen 27, 28 en 29
Afgerond:
extra verrijking maken herhalingsopgaven 2.3 19 tot/met 26

Slide 13 - Slide