Maandag 12 juni

Maandag 12 juni
Herhaling van de paragrafen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maandag 12 juni
Herhaling van de paragrafen

Slide 1 - Slide

P2 onderwerp 
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt het onderwerp in één of een paar woorden zeggen, bijvoorbeeld: topsport, sociale media of verhuizen naar het buitenland.
  

Als je al weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen. Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, is het niet nodig om de tekst helemaal te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend.

Slide 2 - Slide

Oriënterend lezen

1 Waar let je op?

2 Lees het eerste stukje van de tekst (de inleiding). Vaak is dat één alinea, soms zijn het er twee. Soms is het eerste stukje vetgedrukt. Hier vind je vaak het onderwerp al in een paar woorden.






Slide 3 - Slide

Hoofdgedachte
Je kunt het belangrijkste van een tekst of een programma in één zin samenvatten. Die ene zin noem je de hoofdgedachte. Om de hoofdgedachte te vinden, moet je de tekst precies lezen: je leest de tekst dan goed van de eerste zin tot en met de laatste zin.

Slide 4 - Slide

Hoofdgedachte vinden
Bepaal het onderwerp van de tekst door de vraag te stellen: waarover gaat deze tekst?

Lees de tekst precies.

Geef in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Het antwoord is de hoofdgedachte van de tekst.

Tip: kijk aan het begin of het eind van de tekst of het antwoord daar (letterlijk) staat. Zo niet, formuleer de hoofdgedachte dan zelf.

Slide 5 - Slide

Herhaling P4 tekstdoelen en tekstsoorten
Activeren - dat je iets wel of niet gaat doen
Amuseren - dat je je vermaakt
Informeren - dat je iets te weten komt
Instrueren - dat je leert hoe je iets moet doen
Overtuigen - dat je zijn mening overneemt

Slide 6 - Slide

P5 alinea's en kernzinnen
- Een tekst is meestal verdeeld in alinea’s. 
- Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die over hetzelfde (deel)onderwerp gaan.
Voorbeeld: In een tekst over topsport kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over hoeveel uren topsporters trainen, hoe ze omgaan met winnen en verliezen en wat topsporters wel en niet mogen eten.

 





Slide 7 - Slide

Hoe herken je een alinea?
- Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
- Zinnen die samen één alinea vormen, staan achter elkaar zonder dat ze op een nieuwe regel beginnen.
- Soms begint de eerste regel van een alinea een stukje naar rechts (inspringen).
- Soms wordt er tussen twee alinea’s een regel overgeslagen (witregel).
- De belangrijkste informatie van een alinea staat in de kernzin. Vaak is dat de eerste of laatste zin van de alinea.

Slide 8 - Slide

P6 Inleiding, middenstuk en slot
Om een tekst te begrijpen, is het handig om te weten hoe een goede tekst in elkaar zit.
Inleiding

Het eerste deel van een tekst is de inleiding. Hierin maak je kennis met het onderwerp van de tekst. Vaak gebeurt dat met een voorbeeld of een (grappig) verhaaltje (anekdote). De inleiding maakt je nieuwsgierig naar de rest van de tekst en bestaat meestal uit één of twee alinea’s.

Slide 9 - Slide

Middenstuk
Het middenstuk is meestal het grootste gedeelte van de tekst. In dat deel van de tekst staat de meeste informatie over het onderwerp. Het middenstuk bestaat uit alle alinea’s tussen de inleiding en het slot.

Slide 10 - Slide

Slot
Het laatste deel van een tekst is het slot. Het slot bestaat meestal uit één of twee alinea’s waarin het belangrijkste uit de tekst kort wordt herhaald of naar de toekomst wordt gekeken.

Slide 11 - Slide

Ook kijk- en luisterfragmenten hebben vaak een inleiding, een middenstuk en een slot.

Veel teksten hebben geen duidelijke inleiding of duidelijk slot. Bij nieuwsberichten bijvoorbeeld ontbreekt meestal een slot.

Slide 12 - Slide

Deelonderwerpen
Een tekst bestaat uit: inleiding, middenstuk en slot
Middenstuk: meeste informatie over het onderwerp. Vaak worden in het middenstuk verschillende aspecten van het onderwerp besproken.
Dit noem je deelonderwerpen.
Deelonderwerp kan uit één alinea bestaan of uit enkele alinea’s samen. 
Het begin van een nieuw deelonderwerp wordt soms duidelijk gemaakt met een tussenkopje.

Slide 13 - Slide

Hoe vind je deelonderwerpen?
Bedenk welke alinea’s over hetzelfde deel van het onderwerp gaan. 
Lees daarvoor de tekst globaal: je leest dan de eerste en laatste zin van elke alinea.
Als je zelf deelonderwerpen wilt maken, kun je een woordweb maken.

Slide 14 - Slide

Aan de slag
P7 deelonderwerpen opdracht 2 (vraag 7 niet) +  opdracht 3
Klaar? Maak het werkblad 'Een vis als vriendin'
Maak oefentoetsen

Slide 15 - Slide