Les 3: Nog meer over tijd

Plannen van je tijd


1 / 33
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Plannen van je tijd


Slide 1 - Slide

Plannen levert vrije tijd op!
  1. Altijd, elke dag plannen, dat levert jou veel goeds op
  2. Elke dag komt er wat bij dus moet je blijven plannen
  3. Op die manier houd je overzicht
  4. Je weet wanneer je een proefwerk, toets of bijvoorbeeld een presentatie hebt
  5. Je weet wanneer je wat moet doen want alles in 1 keer doen is echt niet handig
  6. Je hebt de opdracht/(leer)stof in kleine stukjes verdeeld.
  7. In de planning zit veel herhaling (leerwerk), je onthoudt makkelijker/beter en sneller
  8. Je komt niet (veel minder snel) in tijdnood
  9. Je presteert daardoor beter en het voelt goed als je je werk op tijd af hebt


Het levert vrije tijd op
Alles in 1x? Je onthoudt veel minder. De volgende dag weet je al veel niet meer. Vaak is het teveel ... je redt het niet, het voelt niet fijn en je presteert minder goed dan je kunt: Jammer!
Waarom plannen?
Over 1 min. geef je antwoord op deze vraag

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Maak jij gebruik van een agenda of kalender?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

De verjaardagskalender
Een verjaardagskalender is ieder jaar hetzelfde .

Slide 6 - Slide

Een agenda 
papieren of digitale agenda?

Slide 7 - Slide

Een jaarkalender
Alle maanden van het jaar staan erin. 
Je ziet meteen hoeveel maanden er in een jaar zitten. 
Je ziet de dagen van de week erboven staan. 
Je ziet de weken in een oogopslag. 

Slide 8 - Slide

De eerste soort klok was...
A
de opwindklok
B
de zonnewijzer
C
de specht op de boom...tik, tik, tik
D
het klokhuis van een appel

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

We delen tijd in in uren, minuten en seconden omdat...
A
We ze zo kunnen tellen.
B
Het zo hoort.
C
De tijd zo langer duurt.
D
We zo makkelijk afspraken kunnen maken

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Een dag, 24 uur, een hele tijd
Een dag en een nacht duren samen 24 uur. Op zo'n dag heb je tijd om allerlei dingen te doen. Veel mensen gaan iedere dag werken of naar school. Naar school gaan en huiswerk maken is ook werken. 



Slide 13 - Slide

Een dag, 24 uur, een hele tijd
Je moet op een dag ook nog andere dingen doen. 
Bijvoorbeeld jezelf wassen, aankleden, eten en drinken. 
Boodschappen doen en helpen met afwassen. 
Je bed opmaken en je kamer opruimen. 
En natuurlijk moet je 's nachts slapen.

Slide 14 - Slide

Een dag, 24 uur, een hele tijd
Je hebt ook vrije tijd. Vrije tijd is de tijd die overblijft na je slaap, je school en de andere dingen die je op een dag moet doen. In je vrije tijd kun je dingen doen die jij belangrijk vindt.


Slide 15 - Slide

Wat doe je graag
in je vrije tijd?

Slide 16 - Mind map

Welke hobby zou je op je CV zetten?
CV= Curriculum vitae

Slide 17 - Open question

We hebben
zomertijd en wintertijd
A
Ja
B
Nee
C
Onzin, tijd is tijd!
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

Slide 20 - Link

Toets!!!!


Je krijgt nu 10 vragen die je met behulp van de volgende jaarkalender (2018) kunt maken.
Veel succes!!!!!

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Welke maand heeft 28 of 29 dagen? ... en is de kortste maand van het jaar?

Slide 23 - Open question

Hoeveel maanden heeft een jaar?
A
24
B
14
C
6
D
12

Slide 24 - Quiz

Kijk naar het plaatje ->
Dit staat steeds aan de linkerkant van de kalender. Wat betekent 'ma, di, wo, do, vr, za en zo' denk je?

Slide 25 - Open question

Mevr. Kicken was jarig op de 2e woensdag in juni 2018. Wanneer is zij jarig?

Slide 26 - Open question

1 kalender kun je meerdere jaren achter elkaar kunt gebruiken.
Welke?
A
agenda
B
verjaardagskalender
C
De weekkalender met alle afspraken van het gezin
D
een scheurkalender

Slide 27 - Quiz


Wat voor soort kalender is dit?
A
een verjaardagskalender
B
een maankalender
C
een jaarkalender
D
een agenda

Slide 28 - Quiz

Welke datum is op de kalender omcirkelt?

Slide 29 - Open question

Mevr. Prak is jarig op 9 november. Op welke dag viel haar verjaardag in 2018?

Slide 30 - Open question

Hoeveel zondagen had de maand januari in 2018?

Slide 31 - Open question

Einde van de toets! Moeilijk?

Slide 32 - Open question

Wat heb je geleerd in deze les?

Slide 33 - Open question