voltooid deelwoord

Guten Morgen!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Guten Morgen!

Slide 1 - Slide

Het voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

schwaches 

Slide 3 - Slide

Hhmm....... wat is eigenlijk het voltooid deelwoord?

Slide 4 - Slide

Kijk naar de onderstaande zinnen
Ik heb brood gegeten.
Piet heeft een vuurtje gestookt.
Saskia heeft de fiets gemaakt.
Jan is naar Enschede gegaan.

Slide 5 - Slide

Ahhh ik weet het al......
Als je wil vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is.
Dus je vertelt iets in de verleden tijd. 

Slide 6 - Slide

 Hoe maak je een voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 7 - Slide

zwakke werkwoorden Duits

Slide 8 - Slide

Zwakke werkwoorden
  • voltooid deelwoord -> ge + stam + t   + (vorm van haben, sein)
  • gewohnt
  • gespielt
  • eindigt altijd op -t

Slide 9 - Slide

Ich habe gewohnt
Er hat gespielt

Slide 10 - Slide

werkwoorden op -ieren
bijv:   studieren
              gratulieren
krijgen alleen een -t  achter de stam
            voltooid deelwoord:  gratuliert                             (dus niet:gegratuliert)

Slide 11 - Slide

werkwoorden met stam op -d/-t/-chn/-tm/-gn
bijv: regnen
stam: regn-
voltooid deelwoord is: ge+stam+et!! (uitspraak!)
geregnet

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

sterke werkwoorden Duits

Slide 14 - Slide

Sterke werkwoorden
  • Klinkerwisseling
  • Nederlands sterk > Duits meestal ook sterk
  • Het VDW moet je leren


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

werkwoord haben
ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben
werkwoord sein
ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

üben wir!

Slide 19 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
A
ge + stam + t
B
ver + stam + t
C
ge + stam + te
D
ver + stam + te

Slide 20 - Quiz

Hast du den Elefanten _______ (füttern)?
A
verfütteren
B
verfüttert
C
gefüttert
D
gefüttern

Slide 21 - Quiz

Vul het voltooid deelwoord in:

Er hat jeden Tag Fußball _______ (spielen)

Slide 22 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in:

Hast du nach eine Kaffe ______ (fragen)

Slide 23 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in:

Mein Bett hat mir in den Ferien ______ (fehlen)

Slide 24 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in:

Früher habe ich in Deutschland ______ (wohnen)

Slide 25 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in:
Wir haben gestern ....................(telefonieren)

Slide 26 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in:
Es.......(haben) gestern lange .........(regnen)

Slide 27 - Open question

Tschüss, bis zur nächsten Stunde!

Slide 28 - Slide