Oefentoets H4

Deze les
  • Herhaling theorie H4;
  • Oefentoets H4. 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deze les
  • Herhaling theorie H4;
  • Oefentoets H4. 

Slide 1 - Slide

Feiten
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:
– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
– Het Paleis op de Dam heeft een knaloranje voordeur.

De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit. Je kunt beide feiten controleren door naar de Dam in Amsterdam te gaan.

Slide 2 - Slide

Mening
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens

Slide 3 - Slide

Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers:

– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Slide 4 - Slide

Noteer drie signaalwoorden waaraan je een argument kunt herkennen.

Slide 5 - Open question

Lees tekst 1 

Slide 6 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 7 - Open question

Boven welke drie achtereenvolgende alinea’s past het kopje ‘Humoristisch’?
alinea […], […] en […]

Slide 8 - Open question

‘Dit alles maakt hem naar mijn mening al jaren de beste natuurfilmmaker ter wereld.’ (al. 2). Noteer drie argumenten die de auteur voor deze mening geeft.

Slide 9 - Open question

Citeer de woordgroep die in alinea 3 wordt toegelicht.

Slide 10 - Open question

Staan er in alinea 4 vooral feiten of meningen? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question

‘Het wordt allemaal net even te mooi en oppervlakkig.’ (al. 5) Waardoor komt dat volgens de auteur?

Slide 12 - Open question

Welk signaalwoord voor tegenstellend verband verbindt alinea 5 en 6?

Slide 13 - Open question

In alinea 6 en 7 staan vooral meningen. Citeer twee zinnen waaruit dit blijkt. Noteer alleen de eerste twee en de laatste twee woorden van elke zin.

Slide 14 - Open question

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
De natuurfilms van Attenborough zijn niet geloofwaardig, omdat ze alleen sensationele hoogtepunten tonen.
B
Het is jammer dat Attenborough zelf niet meer op een wat komische manier in zijn natuurfilms optreedt.
C
Hoewel Attenborough niet alle kanten van de natuur laat zien, is hij toch de beste natuurfilmmaker ter wereld.
D
Wie wil genieten van de series van Attenborough kan beter naar de BBC kijken dan naar de uitzendingen op de Nederlandse televisie.

Slide 15 - Quiz