Lidwoorden

1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke lidwoorden gebruiken wij in het Nederlands?

Slide 2 - Open question

Welke lidwoorden gebruiken de Fransen?

Slide 3 - Open question

Welke vertaling hoort bij welk lidwoord?
de
het
le
la
l'
les
des

Slide 4 - Drag question

Waar zet je in het Frans het lidwoord 'la' voor?
A
Voor een zelfstandig naamwoord dat meervoud is
B
Voor een zelfstandig naamwoord dat mannelijk enkelvoud is
C
Voor een zelfstandig naamwoord dat enkelvoud is
D
Voor een zelfstandig naamwoord dat vrouwelijk enkelvoud is

Slide 5 - Quiz

Waar zet je in het Frans het lidwoord 'le' voor?
A
Voor een zelfstandig naamwoord dat vrouwelijk enkelvoud is
B
Voor een zelfstandig naamwoord dat mannelijk enkelvoud is
C
Voor een zelfstandig naamwoord dat enkelvoud is
D
Voor een zelfstandig naamwoord dat meervoud is

Slide 6 - Quiz

Waar zet je in het Frans het lidwoord 'l' voor?
A
Voor een zelfstandig naamwoord dat vrouwelijk enkelvoud is
B
Voor een zelfstandig naamwoord dat enkelvoud is en met een klinker begint
C
Voor een zelfstandig naamwoord dat mannelijk enkelvoud is
D
Voor een zelfstandig naamwoord dat meervoud is

Slide 7 - Quiz

Waar zet je in het Frans het lidwoord 'les' voor?
A
Voor een zelfstandig naamwoord dat vrouwelijk enkelvoud is
B
Voor een zelfstandig naamwoord dat mannelijk enkelvoud is
C
Voor een zelfstandig naamwoord dat enkelvoud is en met een klinker begint
D
Voor een zelfstandig naamwoord dat meervoud is

Slide 8 - Quiz

Waar zet je in het Frans het lidwoord 'des' voor?
A
Voor een zelfstandig naamwoord dat vrouwelijk enkelvoud is
B
Voor een zelfstandig naamwoord dat mannelijk enkelvoud is
C
Voor een zelfstandig naamwoord dat enkelvoud is en met een klinker begint
D
Voor een zelfstandig naamwoord dat meervoud is

Slide 9 - Quiz

Wanneer gebruik je het lidwoord 'des'?

Slide 10 - Open question

Begrijp je de stof tot nu toe?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Hoe weet je of een zelfstandig naamwoord in het Frans mannelijk of vrouwelijk is?
A
Dat ruik je
B
Dat kun je zien aan de laatste letters van het woord
C
Dat weet je niet en moet je leren
D
Dat zie je aan het lidwoord dat ervoor staat

Slide 12 - Quiz

Lees onderstaande tekst. Hoe kun je in het Frans zien of een zelfstandig naamwoord enkelvoud of meervoud is? 
Voilà Zoë et Tristan. Zoë est une fille et Tristan est un garçon. Ils sont dans la classe B1G. Les garçons dans la classe sont sympas. Il y a aussi des filles dans la classe. Elles sont aussi sympas. Madame Greeven est la professeur de français. Les amis de Tristan habitent dans des jolis quartiers tout près de l'école. Tristan est un ami de Zoë. Zoë est l'amie de Max.

Slide 13 - Slide

Zet de volgende woorden in het meervoud:
1. la tante
2. la classe
3. une fille
4. de vriendinnen
5. jongens

Slide 14 - Open question

Maak nu exercice 16C + 16D in je online lesboek.

Slide 15 - Slide