Cognitieve ontwikkeling

1 / 19
next
Slide 1: Video
PedagogiekHBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

In welk stadium van Piaget groeit het gebruik van symbolisch denken, ontstaat het vermogen om te redeneren en neemt het gebruik van begrippen toe?
A
Het preoperationele stadium
B
Het operationele stadium
C
Het precentratiestadium
D
Het centratiestadium

Slide 3 - Quiz

Als je een masker van een hond op een konijn zet, zal een kleuter je waarschijnlijk vertellen dat het konijn nu een hond is. Van welk fenomeen is dit een voorbeeld?
A
Egocentrisch denken
B
Centratie
C
Reversibiliteit
D
Conservatie

Slide 4 - Quiz

Rachel (4 jaar) is vandaag voor de eerste keer naar de Efteling geweest. Ze zal zich deze dag haar hele leven herinneren. Hoe noemen we de herinnering aan specifieke gebeurtenissen uit iemands leven die steeds nauwkeuriger wordt naarmate het kind ouder wordt?
A
Het cognitief geheugen
B
Het symbolisch geheugen
C
Het autobiografische geheugen
D
Het script geheugen

Slide 5 - Quiz

Waar legt Vygotsky de nadruk op bij de cognitieve ontwikkeling van het kind?
A
Op mentale programma's en schema's
B
Op de sociale en culturele omgeving
C
Op taalvaardigheid en reveresibiliteit
D
Op erfelijke aanleg en hersenontwikkeling

Slide 6 - Quiz

Justin puzzelt graag en vandaag heeft hij een nieuwe puzzel gekregen van 50 stukjes. De puzzel is nog iets te moeilijk, maar met wat hulp van zijn moeder lukt het wel. Zij geeft hem aanwijzingen zoals: "We zoeken de deur van het huis." Hoe noemen we de hulp die Justins moeder biedt?
A
Scripting
B
Transformatie
C
Conservatie
D
Scaffolding

Slide 7 - Quiz

Het concreet-operationele stadium van de cognitieve ontwikkeling wordt gekenmerkt door het actieve en juiste gebruik van:
A
Zintuigelijke informatie
B
Symbolische voorstellingen
C
Logica
D
Alle vorige antwoorden

Slide 8 - Quiz

Anna van 8 is bezig met rekenen. Hierbij moet ze de relatie leren zien tussen de getallen, zoals: 6+2=8; 8-2=6. Dit is een voorbeeld van het begrip van:
A
Conservatie
B
Reversibiliteit
C
Decentratie
D
Animisme

Slide 9 - Quiz

Jan is 10 jaar. Om zich voor te bereiden op de toets over de landen van Europa, probeert hij een beeld te koppelen aan elk land. Uiteraard kiest hij het beeld van een laars van Italië. Dit is een voorbeeld van gebruik van:
A
Cognitieve elaboratie
B
Organisatie
C
Rehearsal
D
Sleutelwoordstrategie

Slide 10 - Quiz

Een van de belangrijkste ontwikkelingen in de schooltijd is het besef van eigen taalgebruik. Dit staat bekend als:
A
Theory of mind
B
Metacognitie
C
Besef van (mis)communicatie
D
Metalinguïstisch bewustzijn

Slide 11 - Quiz

Is onderstaande stelling juist?
John is 8 jaar en doet het niet zo goed op school. De schoolbegeleidingsdienst adviseert zijn ouders om een intelligentietest af te laten nemen, liefst de WISC-V.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
Adolescenten in het ... stadium maken gebruik van ... denken, waarbij ze beginnen met een algemene theorie over datgene wat een bepaald resultaat oplevert.
A
Formeel-operationeel & hypothestisch-deductief
B
Concreet-operationeel & propositioneel
C
Hypothetisch-deductief & formeel-operationeel
D
Formeel-operationeel & intuïtief

Slide 13 - Quiz

Welke van de volgende begrippen staat in verband met de kennis die adolescenten verwerven over hun eigen manier van denken en hun mogelijkheid die denkprocessen te monitoren?
A
Multi-tasking
B
Geheugen
C
Metacognitie
D
Formeel-operationeel denken

Slide 14 - Quiz

Lawrence (15 jaar) was heel erg teleurgesteld toen hij de uitslag kreeg van zijn examen ontwikkelingspsychologie. Hij was ervan overtuigd dat hij zich heel goed had voorbereid en goed had gepresenteerd. Hij stapt heel boos naar zijn docent en beschuldigt haar ervan dat zij hem steeds onrechtvaardig behandeld, ook in de les. Waarschijnlijk is het gedrag van Lawrence een uiting van:
A
Imaginair publiek
B
Een psychologische stoornis
C
Adolescent egocentrisme
D
Een formeel-operationele denkstoornis

Slide 15 - Quiz

De psychologe Carol Gilligan heeft een eigen theorie over de morele ontwikkeling bij meisjes ontwikkeld. Een van de onderstaande argumenten is NIET bepalend voor het verschil in morele ontwikkeling bij jongens en meisjes volgens Gilligan. Welk argument is dat?
A
Meisjes redeneren meer in termen van algemene principes als rechtvaardigheid of eerlijkheid
B
Bij meisjes ligt de nadruk op verantwoordelijkheid jegens individuen en de bereidheid zichzelf op te offeren
C
Er is een groot verschil in de manier waarop jongens en meisjes in onze samenleving worden opgevoed
D
Compassie voor individuen speelt een prominentere rol in het morele gedrag van vrouwen dan in dat van mannen

Slide 16 - Quiz

Jan is 17 en zit in het laatste jaar van de middelbare school. Hij weet dat hij na de middelbare school een praktisch gericht diploma wil halen. Maar hij weet nog niet helemaal welke opleiding hij zou willen doen. Bij een groepsopdracht over vergrijzing komt hij erachter dat vanaf 2020 waarschijnlijk meer dan 30% van de bevolking 60 jaar en ouder zal zijn. Als dat zo is, denkt Jan, ga ik verpleegkunde studeren. Volgens mij zal er dan in dat beroep altijd werk zijn. Hoe heet deze wijze van redeneren?
A
Propositioneel denken
B
Hypothetisch-deductief denken
C
Concreet-operationeel denken
D
Intuïtief denken

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video