module pijn, sprint 7, reumatische aandoeningen

wat weten jullie over
reuma en over jicht?
1 / 17
next
Slide 1: Mind map
SchoolapotheekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

wat weten jullie over
reuma en over jicht?

Slide 1 - Mind map

This item has no instructions

Is Reumatoïde artritis een auto-immuunziekte?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Auto-immuun betekent dat het immuunsysteem zich tegen het lichaam zelf keert. Een auto-immuunziekte ontstaat als er bij het opruimen van lichaamseigen celresten iets verkeerd gaat. Dit gebeurt bijvoorbeeld als goed werkende cellen worden opgeruimd door het lichaam.
Wat is de doseerfrequentie van methotrexaat (MTX) bij reumatoïde artritis?
A
dagelijks
B
om de dag
C
wekelijks
D
maandelijks

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Met welk geneesmiddel moet methotrexaat ALTIJD worden gecombineerd?
A
Prednisolon
B
Naproxen
C
Foliumzuur
D
colchicine

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

De behandeling tegen Reumatoïde artritis is gericht op het bestrijden van een ontstekingsreactie?
A
Niet waar
B
Waar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke antwoord hoort niet bij Artrose?
A
chronische gewrichtsontsteking
B
gewrichtsslijtage
C
verkalking gewrichtskraakbeen
D
behandelbaar door Methotrexaat

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Voor welke groep geneesmiddelen kan de patiënt niet meer in e openbare apotheek terecht?
A
Immunosuppressiva
B
NSAID's
C
Corticosteroïden
D
TNF-α-remmers

Slide 7 - Quiz

Effect
remt ontstekingsprocessen;
vermindert proliferatie keratinocyten.

Frequente bijwerkingen:
(opportunistische) infecties; vooral bij infliximab kans op respiratoire infecties, in het bijzonder tuberculose.
antistofvorming (vooral infliximab);
lokale of systemische infusiereacties zoals roodheid, jeuk, koorts, rillingen, spierpijn.
Welk middel antireumatica geeft de minste bijwerking maagklachten?
A
Diclofenac
B
Acetylsalicylzuur
C
Naproxen
D
Celecoxib

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welk medicijn valt niet onder de DMARD's ?
A
Azathioprine
B
Sulfasalazine
C
Hydroxychloroquine
D
meloxicam

Slide 9 - Quiz

Medicijnen (DMARD)
DMARD staat voor Disease Modifying Anti Rheumatic Drugs. Het is een groep geneesmiddelen die de activiteit van de ontstekingen in de gewrichten vermindert. Ze hebben als doel zoveel mogelijk gewrichtsbeschadiging (zoals bij reumatoïde artritis) te voorkomen.
Het innemen van DMARD’s leidt tot het afnemen van zwellingen en pijn in de gewrichten. Ook is in bloedonderzoek te zien dat de ontstekingswaarden dalen. Gewrichtsbeschadigingen die op röntgenfoto’s waarneembaar zijn kunnen met DMARD’s vertraagd worden.
Een middel tegen pijn bij artrose is Diclofenac/Misoprostol. Wat is de werking van Misoprostol hierin?
A
versterkt de werking van Diclofenac
B
voorkomt bijwerkingen van Diclofenac
C
heeft maagslijmvlies beschermende werking
D
versnelt de opname van diclofenac door lichaam

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Waarom wordt ook foliumzuur voorgeschreven bij iemand die Methotrexaat (= MTX) gebruikt?
A
Om MTX beter te laten werken
B
Om bijwerking van MTX te verminderen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Een voorbeeld van chronische pijn is blindedarmontsteking
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdpijn bij paracetamol is...
A
een intolerantie
B
contra indicatie
C
een interactie
D
een indicatie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Koorts bij paracetamol is een
A
interactie
B
contra indicatie
C
bijwerking
D
indicatie

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de werking van Paracetamol?

A
Pijnstillend en laxerend
B
Pijnstillend en ontstekingsremmend
C
Pijnstillend en koortsverlagend
D
Pijnstillend en maagzuurremmend

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Groepen pijnstillers, welke kun je benoemen en weet je daar ook voorbeelden van?

Slide 17 - Open question

We onderscheiden de volgende groepen:
- paracetamol;
- NSAID’s;
- combinatiepreparaten.
- opioden