NOVA 2HV - 2.3 taak 2 - volume


H2 Stoffen - 2.3 massa en volume
NOVA - 2 havo / vwo
H2 - STOFFEN
2.3 - MASSA & VOLUME
taak 2 - volume
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson


H2 Stoffen - 2.3 massa en volume
NOVA - 2 havo / vwo
H2 - STOFFEN
2.3 - MASSA & VOLUME
taak 2 - volume

Slide 1 - Slide

welk dier heeft
het grootste volume?
A
mier
B
olifant
C
muis
D
tijger

Slide 2 - Quiz

Wat heeft het
grootste volume?
A
een kilo zilver
B
een kilo veren

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video


Het volume van een voorwerp geeft aan                               
Volume is een grootheid. 

Het symbool voor volume is  

Bij het volume van vloeistoffen gebruik je de eenheid 

Je meet dit met een 

Bij vaste stoffen en gassen gebruik je de eenheid
V
hoeveel ruimte iets inneemt
liter
kubieke meter
maatcilinder

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

1 liter
is hetzelfde als ...
A
1 dm^3
B
0,001 dm^3
C
1 mL
D
0,001 mL

Slide 7 - Quiz

1 milli-liter
is hetzelfde als ...
A
1 dm^3
B
1 L
C
1 cm^3
D
0,001 cm^3

Slide 8 - Quiz

reken om:

2 mL = ... L
A
0,0002 L
B
0,002 L
C
200 L
D
2 000 L

Slide 9 - Quiz

reken om:

35 dL = ... mL
A
0,35 mL
B
35 mL
C
350 mL
D
3 500 mL

Slide 10 - Quiz

reken om:

40 cm3 = ... mL
A
0,040 mL
B
0,40 mL
C
40 mL
D
4 000 mL

Slide 11 - Quiz

reken om:
6 L = ... dm3
A
0,006 dm^3
B
0,6 dm^3
C
6 dm^3
D
6 000 dm^3

Slide 12 - Quiz

reken om:

0,025 m3 = ... cm3
A
0,000025 cm^3
B
25 cm^3
C
25 000 cm^3
D
25 000 000 cm^3

Slide 13 - Quiz

reken om:
63 mm3 = ... cm3
A
0,000063 cm^3
B
0,063 cm^3
C
63 cm^3
D
63 000 cm^3

Slide 14 - Quiz

Welk meetinstrument gebruik je
voor het meten van het volume
van een vloeistof?
A
weegschaal
B
meetlint
C
maatcilinder
D
thermometer

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video


Voorwerpen met de vorm van een kubus, balk of cilinders 

noemen we                                        voorwerpen.

Voor een balkvormig voorwerp bereken je het volume met de formule:

volume =                               x                               x  


In symbolen schrijf je:

breedte
lengte
V = l x b x h
hoogte
regelmatige

Slide 17 - Drag question

De afmetingen van een balk zijn
lengte 2 cm, breedte 4 cm en hoogte 1 cm

Wat is het volume van de balk?
A
7 kg
B
8 kg
C
7 cm^3
D
8 cm^3

Slide 18 - Quiz

In de figuur zie je het doosje van een lamp.
Vergroot het plaatje om de afmetingen te zien.

Bereken het volume van het doosje in cm3.
Noteer eerst de volledige berekening in je schrift.
Geef daarna de uitkomst met de juiste eenheid.

Slide 19 - Open question


Een cilinder is ook een                                        voorwerp.

Voor een cilinder bereken je het volume met de formule:

volume  =                               x                                x  

In symbolen schrijf je:

(straal)2
V = π x r2 x h
regelmatig
pi
diameter
hoogte

Slide 20 - Drag question

Je ziet 3 materiaalblokjes.
Elk blokje is 4,0 cm hoog en heeft een straal van 0,6 cm.

Bereken het volume van 1 blokje in cm3.
Noteer eerst de volledige berekening in je schrift.
Geef daarna de uitkomst met de juiste eenheid.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Video

Voorwerpen met een willekeurige vorm noem je                                          voorwerpen.
Bijvoorbeeld een sleutel, een steentje, een puntenslijper, enz.

Je bepaalt het volume dan met de                                             -methode. 

Je hebt dan een                                         nodig.

Voorbeeld. Beginstand water   = 5,0 mL =

Voorwerp erbij.   Eindstand       = 
Volume voorwerp is dan     
maatcilinder
7,0 - 5,0 = 2,0 cm3
onregelmatige
5,0 cm3
7,0 mL = 7,0 cm3
onderdompelings

Slide 23 - Drag question

Vincent gebruikt de onderdompelmethode
om het volume van een voorwerp te bepalen.
Het waterniveau in de maatbeker stijgt met 2L.

Wat is het volume van het voorwerp?
A
1 dm
B
2 dm^2
C
1 cm^3
D
2 cm^3

Slide 24 - Quiz

Bepaal het volume van het schaakstuk (in cm3)
met de onderdompelmethode.
Je kunt het plaatje vergroten.

Noteer eerst de volledige berekening in je schrift.
Geef daarna de uitkomst met de juiste eenheid..

Slide 25 - Open question



BESTUDEER par 2.3 van je boek 
(vanaf "volume" tot aan het einde).
Noteer woorden en zinnen die je niet begrijpt 
en stel daarover vragen in de volgende les.

MAAK de opgaven van je boek:
HAVO opgave 26 + 27 + 29 + 30 + 31
VWO opgave 28 + 29 + 30 + 31

KLAAR? herhaal dan de stof van vorige paragrafen
of werk door aan de volgende taak/paragraaf (overleg met je docent). 




timer
1:00

Slide 26 - Slide

Ik begrijp dit onderwerp....
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

vragen
over deze paragraaf ?

Slide 28 - Mind map