Thema 10 DNA

Welkom!
  • Overzicht periode 3 
  • Start nieuw hoofdstuk 
  • Instructie en vragen beantwoorden
1 / 194
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 194 slides, with interactive quizzes, text slides and 10 videos.

Items in this lesson

Welkom!
  • Overzicht periode 3 
  • Start nieuw hoofdstuk 
  • Instructie en vragen beantwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

PTA 24-25 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Thema 10 DNA 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 1: de bouw en functie van DNA 
Na vandaag kan je de bouw en functie van DNA beschrijven 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

DNA
Celkern
Cel
Chromosoom

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

DNA bevat ...
A
informatie voor de eigenschappen die je ziet
B
chromosomen
C
het genoom
D
informatie voor de erfelijke eigenschappen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

DNA is opgebouwd uit ...
A
stikstofbasen
B
stikstofbasen en een fosfaatgroep
C
stikstofbasen, een fosfaatgroep en desoxyribose
D
stikstofbasen en desoxyribose

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het genoom?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Het genoom
Het geheel aan erfelijke informatie in een cel van organismen. 
  • kern DNA 
  • mitochondriaal DNA 
  • chloroplasten DNA

Prokaryoten: circulair DNA los in cytoplasma, soms ook plasmiden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet het eruit in BINAS
  1. Wat is het verschil tussen het 3' uiteinde en het 5' uiteinde? 
  2. Op welke manier zijn de twee strengen DNA met elkaar verbonden? 
  3. Welke nucleotide kunnen met elkaar een binding aangaan?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

enkelstrengs DNA
ssDNA (ss = single strand)
dubbelstrengs DNA
dsDNA (ds = double strand) 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Eén van de ketens in het DNA-molecuul heeft de volgende structuur:
C - T- G- A- T- A- C (keten 1)
Hoe ziet het volledige DNA-molecuul eruit? Geef de complementaire keten (dit is keten 2).

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
chromosoom , gen, nucleotide, base
B
chromosoom, gen, base, nucleotide
C
gen, chromosoom, nucleotide, base
D
gen, chromosoom, base, nucleotide

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Van groot naar klein 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent het begrip 'sequentie'
A
de volgorde van nucleotiden
B
de volgorde van nucleosomen
C
de volgorde van stikstofbasen
D
de volgorde van genen

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

DNA-stikstofbasen
DNA-sequentie: 
  • de volgorde waarin de nucleotiden zijn gerangschikt
  • de volgorde bepaalt welk aminozuur en dus eiwit gevormd worden

Allel:  
  • variatie in de DNA-sequentie van een gen


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel procent van ons DNA bestaat uit genen?
A
0-5%
B
10-50%
C
5-10%
D
50-80%

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Niet coderend-DNA heeft
A
geen functie
B
een regulerende functie
C
verslaving tot gevolg
D
een coderende functie

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Niet-coderend DNA
  • Op ons DNA liggen 30.000 genen, met vaste plaats (locus)
  • 1,5% van je DNA bestaat maar uit genen.
  • 98,5% (rest) is niet coderend-DNA (=vroeger junk-DNA). Deze hebben een regulerende functie bij eiwitsynthese

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Tussen welke basenparen bevindt zich de sterkste binding? Waarom?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Adenine kan alleen binden met de stikstofbase Thymine en Cytosine alleen met Guanine. Wat is hier het voordeel van?
A
DNA sequentie verandert niet snel
B
Je hebt maar een klein aantal nucleïnezuren nodig
C
De waterstofbruggen verbreken snel
D
DNA replicatie gaat razendsnel

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste woorden.

Het grootste deel van het DNA bestaat uit...... DNA. De functie hiervan is .......
A
coderend , eiwitsynthese
B
niet coderend , eiwitsynthese
C
coderend, reguleren van de eiwitsynthese
D
niet coderend, reguleren van eiwitsynthese

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Nabespreken
Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
Eerste uur:
Herhaling theorie BS 1 en aan de slag met opdrachten  
Tweede uur: 
Start DNA replicatie  

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 1: de bouw en functie van DNA 
Na vandaag kan je de bouw en functie van DNA beschrijven 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Het genoom
Het geheel aan erfelijke informatie in een cel van organismen. 
  • kern DNA 
  • mitochondriaal DNA 
  • chloroplasten DNA

Prokaryoten: circulair DNA los in cytoplasma, soms ook plasmiden

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

enkelstrengs DNA
ssDNA (ss = single strand)
dubbelstrengs DNA
dsDNA (ds = double strand) 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

DNA-stikstofbasen
DNA-sequentie: 
  • de volgorde waarin de nucleotiden zijn gerangschikt
  • de volgorde bepaalt welk aminozuur en dus eiwit gevormd worden

Allel:  
  • variatie in de DNA-sequentie van een gen


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag met opdrachten
Scan blz. 79 t/m 81 basisstof 1 of thema 10
Maak opdracht 1 t/m 10, sla opdracht 9 over 
Opdracht 8 bespreken we om: 
Opdracht 10 bespreken we om:


Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen basisstof 2 
  • Je kunt beschrijven hoe DNA replicatie plaatsvindt
  • Je kunt uitleggen op welke manier de basenvolgorde kan worden bepaald.
  • Je kunt uitleggen hoe met een bekende basenvolgorde DNA-analyse uit te voeren en verwantschap aan te tonen.
  • Je kunt uitleggen hoe de techniek PCR ontwikkeld is op basis van replicatie

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Op internet staan veel plaatjes van DNA. Heeft de tekenaar van dit plaatje de basen goed getekend?
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

In DNA vormen de basen A, G, C en T vaste paren.
Welke paren zijn dat?
A
A - G en T - C
B
A - T en G - C

Slide 42 - Quiz

Ezelsbruggetje:

Apple - Tree 
Car - Garage 
In welk deel van de celcyclus vind DNA replicatie plaats?
A
G1 fase
B
G2 fase
C
S fase
D
M fase

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

DNA-replicatie

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

DNA- replicatie (=verdubbeling)
Een replica maken, een exacte kopie.
Nodig voor de celdeling:  2 exact dezelfde kernen.

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Video

This item has no instructions

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Bouwstenen van replicatie
dGTP
dTTP
dCTP

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Herhaling Basisstof 2 (2)
DNA-replicatie

DNA begint bij een replicatiestartpunt, de waterstofbruggen tussen de basenparen wordt verbroken door het enzym helicase. Als de twee strengen uit elkaar gaan ontstaat een replicatiebel.


Slide 50 - Slide

This item has no instructions

DNA replicatie in Binas 

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk 
- Maak werkblad DNA-replicatie, deze staat bij de lesstof van vandaag!
- Lever in voor de start van de volgende les -> op SOM
- Klaar? Lees Basisstof 2 door van thema 10

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
  • Herhaling DNA replicatie en basisstof 1 
  • Oefenen met opdrachten 
  • Huiswerk

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 54 - Quiz

This item has no instructions

wat bevindt zich aan het 5' uiteinde van een DNA molecuul? En wat aan het 3' einde?

Slide 55 - Open question

This item has no instructions

Uit welke onderdelen bestaat een nucleotide? Sleep die naar het blauwe vlak
Nucleotide

Stikstofbase
Basenpaar
Suikermolecuul
Fosfaatgroep
Chromosomen
DNA-polymerase

Slide 56 - Drag question

This item has no instructions

KLEIN
GROOT
Nucleotide
Stikstofbase
Gen
Genoom
Chromosoom

Slide 57 - Drag question

This item has no instructions

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen basisstof 2 
  • Je kunt beschrijven hoe DNA replicatie plaatsvindt
  • Je kunt uitleggen op welke manier de basenvolgorde kan worden bepaald.
  • Je kunt uitleggen hoe met een bekende basenvolgorde DNA-analyse uit te voeren en verwantschap aan te tonen.
  • Je kunt uitleggen hoe de techniek PCR ontwikkeld is op basis van replicatie

Slide 59 - Slide

This item has no instructions

Slide 60 - Video

This item has no instructions

  1. De replicatie start bij een replicatie startpunt 
  2. Helicase verbreekt de waterstofbruggen --> DNA strengen uit elkaar. Er ontstaat een replicatiebel. 
  3. single strand binding proteins (SSBP's) voorkomen dat het DNA weer dubbelstrengs wordt.
  4. Primase maakt korte RNA primers die functioneren als startpunt van DNA polymerase
  5. DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde. Langs de leidende streng kan de replicatie onafgebroken doorgaan. Langs de volgende streng worden telkens korte stukken DNA gemaakt, de Okazaki-fragmenten.
  6. RNA primers worden vervangen door DNA nucleotiden
  7. Ligase verbindt alle Okazaki-fragmenten aan elkaar.
DNA replicatie

Slide 61 - Slide

This item has no instructions

1. De replicatie start bij een replicatie startpunt
2. Helicase verbreekt de waterstofbruggen --> DNA strengen uit elkaar. Er ontstaat een replicatiebel. 

Slide 62 - Slide

This item has no instructions

3. single strand binding proteins (SSBP's) voorkomen dat het DNA weer dubbelstrengs wordt.
4. Primase maakt korte RNA primers die functioneren als startpunt van DNA polymerase
5. DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde. Leesrichting 3' --> 5'. Maak richting van 5' --> 3'.

Slide 63 - Slide

This item has no instructions

5. DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde. 
- Langs de leidende streng kan de replicatie onafgebroken doorgaan. 
- Langs de volgende streng worden telkens korte stukken DNA gemaakt, de Okazaki-fragmenten.

Slide 64 - Slide

This item has no instructions

6. RNA primers worden vervangen door DNA nucleotiden
7. Ligase verbindt alle DNA fragmenten aan elkaar.

Slide 65 - Slide

This item has no instructions

Slide 66 - Slide

This item has no instructions

Hoe heet het enzym dat nodig is om nieuwe nucleotiden in te bouwen in een DNA molecuul?
A
DNA-synthase
B
DNA-polymerase
C
DNA-helicase
D
DNA-fantastase

Slide 67 - Quiz

This item has no instructions

DNA helicase is het enzym dat...
A
zal zorgen voor de ontwinding van DNA
B
breekt de DNA keten open
C
houdt de DNA keten open
D
het DNA verdubbelt

Slide 68 - Quiz

This item has no instructions

Zie plaatje: Hoe noemen we de met 'b' aangegeven lijn van het DNA?
A
Okazaki fragment
B
Volgende streng
C
DNA polymerase III
D
Leidende streng

Slide 69 - Quiz

This item has no instructions

Wat doet DNA-ligase?
A
De DNA ketens uit elkaar halen
B
De Okazaki fragmenten aan elkaar koppelen
C
Nieuwe nucleotiden inbouwen
D
Startpunt van replicatie

Slide 70 - Quiz

This item has no instructions


-Bep zegt dat DNA-replicatie plaatsvindt tijdens de interfase.
-Pieter zegt dat na DNA-replicatie een chromosoom uit twee chromatiden bestaat.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Geen van beiden
B
Alleen Bep
C
Alleen Pieter
D
Beiden

Slide 71 - Quiz

This item has no instructions

Slide 72 - Slide

This item has no instructions

Slide 73 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Thema 10 DNA 
Basisstof 2 DNA Replicatie 
Opdracht 14, 16, 17 en 24

Slide 74 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
  • Korte herhalingvragen
  • Opdracht 24 bespreken 
  •  Uitleg telomeren
  • DNA technieken

Slide 75 - Slide

This item has no instructions

wat bevindt zich aan het 5' uiteinde van een DNA molecuul? En wat aan het 3' einde?

Slide 76 - Open question

This item has no instructions

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 77 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke onderdelen bestaat een nucleotide? Sleep die naar het blauwe vlak
Nucleotide

Stikstofbase
Basenpaar
Suikermolecuul
Fosfaatgroep
Chromosomen
DNA-polymerase

Slide 78 - Drag question

This item has no instructions

KLEIN
GROOT
Nucleotide
Stikstofbase
Gen
Genoom
Chromosoom

Slide 79 - Drag question

This item has no instructions

Zet de 7 stappen van replicatie in de juiste volgorde 
1
2
3
4
5
6
7
Primase maakt korte RNA primers die functioneren als startpunt van DNA polymerase
Ligase verbindt alle DNA fragmenten aan elkaar.
RNA primers worden vervangen door DNA nucleotiden
replicatie start bij een ori (replicatie startpunt)
single strand binding proteins voorkomen dat het DNA weer dubbelstrengs wordt.
Helicase verbreekt de waterstofbruggen en maakt van  dubbelstrengs DNA enkelstrengs DNA
DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde.

Slide 80 - Drag question

This item has no instructions

Slide 81 - Link

This item has no instructions

Opdracht 24
  • In afbeelding 21 is een helft van een replicatiebel (een zogeheten replicatievork) schematisch weergegeven. Er is een primer aan een van de strengen gebonden. Aan deze primer kan een DNA-polymerase koppelen voor de synthese van een nieuwe DNA-streng.

  • Aan welke kant van de primer kan de DNA-polymerase koppelen, P of Q?

  • Welke streng zal de DNA-polymerase vanaf deze primer synthetiseren, de leading of de lagging streng? Verklaar je antwoord.
5'
5'
3'
5'
3'

Slide 82 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 24
  • In afbeelding 21 is een helft van een replicatiebel (een zogeheten replicatievork) schematisch weergegeven. Er is een primer aan een van de strengen gebonden. Aan deze primer kan een DNA-polymerase koppelen voor de synthese van een nieuwe DNA-streng.

  • Welke streng zal de DNA-polymerase vanaf deze primer synthetiseren, de leading of de lagging streng? Verklaar je antwoord.

DNA polymerase beweegt in de tegenovergestelde richting als DNA helicase en daarom kan de volgende strand niet in een keer gesynthetiseerd worden
5'
5'
3'
5'
3'

Slide 83 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen basisstof 2 
  • Je kunt beschrijven hoe DNA replicatie plaatsvindt
  • Je weet wat de functie van telomeren is.  
  • Je kunt uitleggen hoe met een bekende basenvolgorde DNA-analyse uit te voeren en verwantschap aan te tonen.
  • Je kunt uitleggen hoe de techniek PCR ontwikkeld is op basis van replicatie

Slide 84 - Slide

This item has no instructions

Slide 85 - Slide

This item has no instructions

Telomeren
  • Korter na elke celdeling, 
  • Niet-coderend repetitief DNA (TTAGGG) --> dus er worden geen genen beschadigd
  • Te kort -> cel kan niet meer delen en ondergaat apoptose (celdood)

Waarom worden ze korter?
  • RNA primer verwijderd, geen 3' uiteinde, DNA-polymerase kan uiteinde volgende streng niet repliceren

Slide 86 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet waar over het telomeer?




A
Celdeling is beperkt door de lengte van telomeren
B
De telomeerlengte kan verlengen tijdens het leven.
C
Een telomeer bevat geen coderend DNA
D
Een telomeer is een deel waarin repetitief DNA ligt.

Slide 87 - Quiz

This item has no instructions

0

Slide 88 - Video

This item has no instructions

DNA polymerase bindt  aan een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde. Leesrichting 3' --> 5'. Maak richting van 5' --> 3'.

Slide 89 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?

Slide 90 - Open question

This item has no instructions

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

Prokaryoten hebben geen telomeren. Leg uit waarom dat zo is.

Slide 92 - Open question

This item has no instructions

vraag 8

Slide 93 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 18

In afbeelding 14 zie je hoe een DNA-molecuul bij de DNA-replicatie aan één kant korter wordt.
Leg uit waarom bij een chromatide de telomeren aan beide kanten korter worden.

Slide 94 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen basisstof 2 
  • Je kunt beschrijven hoe DNA replicatie plaatsvindt
  • Je weet wat de functie van telomeren is.  
  • Je kunt uitleggen hoe met een bekende basenvolgorde DNA-analyse uit te voeren en verwantschap aan te tonen.
  • Je kunt uitleggen hoe de techniek PCR ontwikkeld is op basis van replicatie

Slide 95 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
  • Huiswerk bespreken
  • Gel electroforese 
  • DNA finger printing 
  • Opdrachten

Slide 96 - Slide

This item has no instructions

DNA-technieken 
  • PCR - DNA vermeerderen 
  • gelelektroferese - bepalen nucleotidevolgorde  
  • DNA fingerprinting 

Slide 97 - Slide

This item has no instructions

Hoe werkt een PCR?
1. Wat is PCR en waar wordt PCR voor gebruikt?

2. Beschrijf de drie stappen van PCR.
3. Leg uit waarom het specifieke stukje DNA/RNA van de ziekteverwekker wordt beschreven als de speld in de hooiberg.
4. Verklaar waarom DNA-extractie moet plaatsvinden voordat PCR-onderzoek uitgevoerd kan worden.
5. Leg uit waarom het DNA/RNA van de gewenste ziekteverwekker als bekend moet zijn om PCR uit te voeren.
6. Leg uit of er tijdens PCR-gebruik gemaakt wordt van menselijke DNA polymerase of een DNA polymerase afkomstig van een ander organisme.





Slide 98 - Slide

This item has no instructions

PCR (polymerase chain reaction) = kunstmatige DNA replicatie
doel: DNA
vermeerderen 

Slide 99 - Slide

This item has no instructions

PCR (kunstmatige DNA replicatie)
  • DNA verhit, DNA strengen gaan uit elkaar (denaturatie)
  • Primers hechten zich aan DNA strengen
  • DNA-polymerase gaat vanaf primer op 3'-uiteinde keten verlengen
  • Twee dubbele strengen ontstaan
  • BINAS 71M2

Slide 100 - Slide

This item has no instructions

Slide 101 - Link

This item has no instructions

PCR: welke twee primers kunnen gebruikt worden voor replicatie van dit gen?
A
5' ATA 3' 5' GCC 3'
B
3' ATA 5' 3'GCC 5'
C
3' TAT 5' 3' GGG 5'
D
5' TAT 3' 5' GGG 3'

Slide 102 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel PCR-cycli zijn weergegeven in tabel 71M3?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 103 - Quiz

This item has no instructions

DNA-technieken 
  • PCR - DNA vermeerderen 
  • gelelektroferese - bepalen nucleotidevolgorde  

Slide 104 - Slide

This item has no instructions

Sequencen en Gel-elektroforese
Sequencen: bepalen nucleotiden volgorde in DNA

  • - geladen DNA-fragmenten bewegen richting + geladen pool
  • Kleinere fragmenten bewegen sneller dan grotere fragmenten


Slide 105 - Slide

This item has no instructions

doel: bepalen nucleotide-
volgorde 

Slide 106 - Slide

This item has no instructions

Slide 107 - Link

This item has no instructions

Slide 108 - Video

This item has no instructions

DNA fingerprinting

Slide 109 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag! 
Scan BS 2 door voor de verschillende DNA technieken
Maak opdracht: 19, 20, 21, 25

Slide 110 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
  • Huiswerk check
  • Examenopdracht 
  • Start translatie 

Slide 111 - Slide

This item has no instructions

Terugblik naar het huiswerk
Uit het dubbelstrengs DNA van afbeelding 22 moet het rode gedeelte worden vermeerderd door PCR.
a Noteer de nucleotidevolgorde van de primers die nodig zijn voor PCR. Ga ervan uit dat ze uit drie nucleotiden bestaan. Noteer de volgorde van 5' naar 3'.
In werkelijkheid is de ideale lengte van een primer voor PCR 18 tot 22 nucleotiden lang.
bWaardoor is een primer die uit drie nucleotiden bestaat, niet geschikt voor PCR?

Slide 112 - Slide

This item has no instructions

Examenvragen
  • Sluiten aan bij basisstof 1 en 2 van thema 10
  • Vraag 13 sluit aan bij genetica
  • 10 vragen dus 25 minuten de tijd
  • Gebruik je Binas!
timer
25:00

Slide 113 - Slide

This item has no instructions

Na basisstof 3 kan je 
... beschrijven hoe transcriptie plaatsvindt

Slide 114 - Slide

This item has no instructions

Weet je nog?

Een enkelstrengs DNA-molecuul wordt als volgt weergeven:
3'-ATGGTTACT-5'.

Noteer op dezelfde manier de streng die aan deze streng kan binden. 

Slide 115 - Slide

This item has no instructions

De bouw van DNA

Slide 116 - Slide

This item has no instructions

De bouw van DNA

DNA heeft een 5' C uiteinde en een 3'C uiteinde. 

In de helix structuur liggen de nucleotidestrengen in tegengestelde richting. 

Slide 117 - Slide

This item has no instructions

Genexpressie
Een gen komt tot uiting wanneer de genetische code van het DNA wordt omgezet naar RNA (transcriptie), waar vervolgens een aminozuurketen (translatie) van wordt gemaakt. 

Slide 118 - Slide

This item has no instructions

Slide 119 - Slide

This item has no instructions

Bouw van RNA
  • DNA is dubbelstrengs, RNA is enkelstrengs
  • DNA is opgebouwd uit desoxyribose, RNA is opgebouwd uit ribose

  • Thymine wordt vervangen voor uracil in RNA

Slide 120 - Slide

This item has no instructions

DNA moet zich ontvouwen om transcriptie mogelijk te maken
Een aantal histonen vormt samen met het eromheen gewikkelde DNA een nucleosoom

Uiteindelijk vormt dit samen tot een chromosoom.


Slide 121 - Slide

This item has no instructions

Slide 122 - Video

This item has no instructions

Transcriptie
  • RNA-Polymerase bindt aan een specifieke volgorde van nucleotide = Promoter 
  • De promoter bindt (meestal) begin van een gen. 
  • Aan de promoter binden 
  • Transcriptiefactoren (eiwitten) , waardoor RNA-polymerase (enzym) kan binden

Slide 123 - Slide

This item has no instructions

Transcriptie
  • RNA-polymerase verbreekt de waterstofbruggen in de DNA-helix
  • RNA-polymerase bindt vrije RNA-nucleotiden uit het kernplasma door complementaire basenparing aan de DNA-nucleotiden van de template-streng / matrijsstreng (keten met promoter)
  • De andere streng heet de Coderende streng
  • RNA polymerase leest van 3' naar 5' en synthetiseert van 5' naar 3' 



Slide 124 - Slide

This item has no instructions

Transcriptie
RNA-polymerase verschuift langs het DNA totdat het eindsignaal wordt bereikt

Slide 125 - Slide

This item has no instructions

Transcriptie

  • Template/matrijs streng van DNA wordt afgelezen van 3' naar 5'
  • RNA wordt opgebouwd van 5' naar 3'

Slide 126 - Slide

This item has no instructions

Slide 127 - Video

This item has no instructions

Even oefenen
In een gen heeft de matrijsstreng de volgende DNA-code: 
3'- TTG TCC AAG AAT CCG TAA -5' 
Wat is het mRNA kopie van dit gen?


In een gen heeft de coderende streng de volgende DNA-code: 
5'- TAC GGC ACG CGC AAT TCT -3'
Wat is het mRNA kopie van dit gen?

Slide 128 - Slide

This item has no instructions

Splicing

Slide 129 - Slide

This item has no instructions

Splicing 

Slide 130 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Thema 10 
Basisstof 3
30, 32, 33, 34 en 35

Slide 131 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
  • Eiwit synthese :))))) 

Slide 132 - Slide

This item has no instructions

Slide 133 - Video

This item has no instructions

Slide 134 - Link

This item has no instructions

Transcriptie
  • RNA-Polymerase bindt aan een specifieke volgorde van nucleotide = Promoter 
  • De promoter bindt (meestal) begin van een gen. 
  • Aan de promoter binden 
  • Transcriptiefactoren (eiwitten) , waardoor RNA-polymerase (enzym) kan binden

Slide 135 - Slide

This item has no instructions

Transcriptie
  • RNA-polymerase verbreekt de waterstofbruggen in de DNA-helix
  • RNA-polymerase bindt vrije RNA-nucleotiden uit het kernplasma door complementaire basenparing aan de DNA-nucleotiden van de template-streng / matrijsstreng (keten met promoter)
  • De andere streng heet de Coderende streng
  • RNA polymerase leest van 3' naar 5' en synthetiseert van 5' naar 3' 



Slide 136 - Slide

This item has no instructions

Transcriptie
RNA-polymerase verschuift langs het DNA totdat het eindsignaal wordt bereikt

Slide 137 - Slide

This item has no instructions

Splicing

Slide 138 - Slide

This item has no instructions

Enkele feiten

  • In mRNA zijn 4 verschillende stikstofbasen (A, U, C, G)
  • Voor één aminozuur worden drie opeenvolgende nucleotiden gebruikt (triplet of codon)
  • Genetische code: de vertaling van nucleotidenvolgorde naar aminozuren met behulp van codons
  • mRNA wordt afgelezen van 5'- naar 3'-uiteinde
  • Elk eiwit start met het startcodon methionine, op mRNA AUG 5' naar 3'. 
  • De codes UAA, UAG en UGA zijn stopcodons

Slide 139 - Slide

This item has no instructions

Codon en drielettercodes
  • Codon  = triplet (3 basen bijv. ATT)
  • De synthese van een aminozuurketen begint altijd bij het ''start'' codon en stopt bij het ''stop'' codon.
  • Start codon is altijd AUG, er zijn meerdere stopcodonnen. Zoek eens een code op van een stop codon.


BINAS Tabel 71G

Slide 140 - Slide

This item has no instructions

Slide 141 - Link

This item has no instructions

tRNA
  • Enkelstrengs RNA-molecuul
  • CCA aan 3'-uiteinde kan aminozuur binden
  • Drie nucleotiden (onderin) vormen anticodon, binden aan codon mRNA

Slide 142 - Slide

This item has no instructions

tRNA
Bijvoorbeeld:
  • codon voor Serine = AGC, 
  • worden gelezen door tRNA met anticodon UCG 

Slide 143 - Slide

This item has no instructions

tRNA-molecuul

Slide 144 - Slide

This item has no instructions

Ribosoom
  • twee delen
  • drie tRNA-bindingsplaatsen
  • mRNA-bindingsplaats
  • mRNA afgelezen van 5' naar 3'
A = Arrival
P = Placement
E = Exit

Slide 145 - Slide

This item has no instructions

DNA-replicatie en transcriptie altijd van 3' 
naar 5'- kant aflezen,

Translatie is van 5' naar 3-kant aflezen!!

Slide 146 - Slide

This item has no instructions

Ribosomen

Slide 147 - Slide

This item has no instructions

Ribosoom

Slide 148 - Slide

This item has no instructions

Snel, veel eiwitten maken

Polyribosomen: clusters van ribosomen

Release-factor: bindt aan stopcodon in mRNA = loslaten aminozuurketen + ribosoom valt uiteen

Slide 149 - Slide

This item has no instructions

Polyribosoom
  • meerdere ribosomen binden hetzelfde mRNA
  • ribosoom klaar met translatie bij stopcodon, bindt direct weer bij startcodon
  • releasefactor zorgt dat aminozuurketen loslaat

Slide 150 - Slide

This item has no instructions

Slide 151 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag 
Thema 10 DNA 
Basisstof 4 translatie (eerst even scannen)
Opdracht 44, 45, 46, 47 en 48

Slide 152 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
  • Terugblik naar lesstof 
  • huiswerk bespreken 
  • Overzicht replicatie, transcriptie en translatie

Slide 153 - Slide

This item has no instructions

Slide 154 - Video

This item has no instructions

Opdracht 49
De coderende streng van een gen heeft de volgende DNA-sequentie:
5’- GATGCGGAGACATGGTGTGACTACGTAA-3’


Hoe ziet de aminozuurketen eruit na transcriptie en translatie van dit gen?

Slide 155 - Slide

This item has no instructions

Tijd voor overzicht
  • Gebruik je boek BS 2 - 4 om het schema in te vullen.
  • Hoe meer details, des te fijner voor jezelf
  • Huiswerk voor morgen 

Slide 156 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
  • Bespreken overzicht opdracht
  • Inzicht opdracht BS 4 afmaken
  • Examenopdrachten 

Slide 157 - Slide

This item has no instructions

Slide 158 - Slide

This item has no instructions

20 731 nucleotiden lang, bevat het introns?

Slide 159 - Slide

This item has no instructions

Welk frame geeft de aminozuursequentie weer die onderdeel uitmaakt van het werkelijke eiwit?

Slide 160 - Slide

This item has no instructions

Op welke positie (pijl 1-4) zou het start codon zijn?

Slide 161 - Slide

This item has no instructions

Examenopdrachten
  • DNA & Evolutie gecombineerd 
  • Mutaties: insertie, deletie, subsisitutie, puntmutatie
  • Hardy Weinberg -> Binas 93D
  • 15 punten = +/ 30 minuten de tijd

Slide 162 - Slide

This item has no instructions

Slide 163 - Video

This item has no instructions

Welkom!
  • Start theorie basisstof 5
  • Intermezzo je eigen eiwit maken
  • Oefenen


Slide 164 - Slide

This item has no instructions

BS 5 Genexpressie leerdoelen
  1. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  2. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  3. Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 165 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie versus genexpressie
Genregulatie = aan- of uitzetten van genen 
Genexpressie=  wanneer een gen aanstaat, kan door transcriptie mRNA worden gevormd en door translatie een eiwit 

Slide 166 - Slide

This item has no instructions

5

Slide 167 - Video

This item has no instructions

01:17
Leg in je eigen woorden uit wat er wordt bedoeld met het reguleren van genexpressie.

Slide 168 - Open question

This item has no instructions

01:49
In de video hebben ze het over een positieve transcriptiefactor en een negatieve transcriptiefactor. Leg in je eigen woorden uit wat deze doen.

Slide 169 - Open question

This item has no instructions

03:47
Een operator kan ook wel worden gezien als de uit- of aanknop van het gen. Leg uit.

Slide 170 - Open question

This item has no instructions

Lac-operon
Lees de tekst op blz. 100 en 101 en bekijk figuur 49. Probeer te begrijpen hoe de expressie van lactase wordt gereguleerd. Ga dan door naar de volgende opdrachten in de slides.

Slide 171 - Slide

This item has no instructions

Stel je voor je drinkt een glas melk (=hoge concentratie lactose). Vindt er dan wel of geen transcriptie plaats van lactase? Leg je antwoord uit.

Slide 172 - Open question

This item has no instructions

Opdracht
Hiernaast staat het lac-operon schematisch weergegeven. Elk onderdeel is genummerd. Geef aan wat elk onderdeel moet voorstellen door de naam naar het juiste nummer te slepen.
Repressor
Operator
LacA
LacZ
RNA polymerase
Promotor
LacY
Lactose

Slide 173 - Drag question

This item has no instructions

Stel je voor, er vindt een mutatie plaats in de promotor zodat de code heel anders is. Wat gebeurt er dan met de genexpressie? Leg je antwoord uit.

Slide 174 - Open question

This item has no instructions

Genregulatie bij prokaryoten
Een inductor is een stof die helpt om de genexpressie op gang te brengen.

Genexpressie bij prokaryoten
Een repressor is een stof die genexpressie uitschakelt. 
Structuurgenen bevatten informatie voor het vormen van RNA en eiwitten.
Een regulatorgen codeert voor stoffen die de genexpressie van andere genen regelt. Bijvoorbeeld een repressor.
Lactose werkt hier als een inductor. Een inductor is een stof die helpt de genexpressie op gang te brengen. In dit geval bindt lactose aan de respressor, waadoor deze loslaat van het DNA.
De promotor is een bindingsplek voor RNA-polymerase.
Een operator is een mogelijke bindingsplek voor een repressor.
Al deze genen regelen de vorming van een eiwit dat lactose af kan breken. Dit is het lactose operon (= het deel van het DNA dat alle genen bevat die de vorming van een eiwit regelen)

Slide 175 - Slide

This item has no instructions

corepressor actief
corepressor inactief

Slide 176 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Thema 10 DNA 
Basisstof 5 Genregulatie
Opdracht: 58, 59, 61 en 65 

Tijd tot:

Slide 177 - Slide

This item has no instructions

Telomerase
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt
  • Komt tot expressie in stamcellen, maar ook in bijv. kankercellen

Slide 178 - Slide

This item has no instructions

Regulatorgenen
Regulatorgenen: coderen voor regulatoreiwitten die de genexpressie van andere genen regelen.

Bij prokayoten coderen deze voor een repressor en bij eukaryoten voor transcriptiefactoren.
 


Slide 179 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie eukaryoot Stamcellen
Omnipotent of totipotent:
  • Kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype. 

Pluripotent:
  • Kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype van het organisme maar niet differentiëren tot cellen van de placenta of navelstreng

Multipotent:
  • Kunnen zich ontwikkelen tot een beperkt aantal celtypen


Omnipotent of totipotent
Pluripotent
Multipotent

Slide 180 - Slide

Bij eukaryoten is de regulatie van genexpressie ingewikkelder. Wij hebben als mens ongeveer 220 verschillende celtypen, die allemaal zijn ontstaan uit één zygote. Om zoveel verschillende celtypen te kunnen vormen is complexe regulatie nodig.
Genregulatie bij eukaryoten
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.

Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende genen tot expressie komen en dus verschillende eiwitten worden gemaakt.
Gespecialiseerde cellen ontstaan uit stamcellen.









Slide 181 - Slide

This item has no instructions

Apoptose
Apoptose is de geprogrammeerde zelfdoding van een cel.

Dit heeft een belangrijke functie tijdens de embryonale ontwikkeling en bij het voorkomen van bijv. kanker.

Slide 182 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie in volwassen organismen eukaryoten
Belangrijk om RNA-transcriptie te reguleren.

Activator: binden aan enhancers. Bij binding, buigt het DNA en kunnen transcriptiefactoren en DNA-polymerase binden.

Slide 183 - Slide

This item has no instructions

Genexpressie is het omzetten van info in het DNA tot een eiwit.
Genregulatie is het aan- en uitzetten van bepaalde genen. 

Slide 184 - Slide

This item has no instructions

Methylering





Methylering van Cytosine wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon). 

Slide 185 - Slide

This item has no instructions

Epigenetica
  • DNA-methylering vermindert genexpressie 
  • Methylering wordt doorgegeven na celdeling en aan nageslacht
  • ook histonwinding heeft invloed op genexpressie

Slide 186 - Slide

This item has no instructions

Lamarck
Lamarck had ideeën over het doorgeven van eigenschappen die tijdens het leven waren verworven. Na de evolutietheorie van Darwin werd Lamarcks theorie niet meer serieus genomen.  Het DNA zou geen invloed ondervinden van hoe het organisme leefde. Epigenetica is in die zin een bevestiging van de theorie van Lamarck. Het idee dat het DNA kan veranderen tijdens het leven van het organisme en deze eigenschappen doorgegeven kunnen worden aan de volgende generatie.

Slide 187 - Slide

This item has no instructions

Slide 188 - Slide

This item has no instructions

RNAi
  • Streng niet-coderend miRNA (= micro RNA) complementair aan doel-mRNA
  • Binding aan eiwitcomplex
  • Binding aan doelDNA
  • Voorkomt translatie
  • vorm van RNA-interferentie (RNAi)

Slide 189 - Slide

microRNA bindt aan een eiwitcomplex en zorgt ervoor dat het mRNA niet kan worden afgelezen. 
Leerdoelen
  1. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  2. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  3. Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 190 - Slide

This item has no instructions

03:47
Een operon vormt het deel van het DNA waar genexpressie wordt gereguleerd, dit bestaat o.a. uit een promotor en operator.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 191 - Quiz

This item has no instructions

03:47
RNA-polymerase kan niet beginnen met het synthetiseren van RNA zonder een repressor. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 192 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Thema 10 DNA
Basisstof 5 Genregulatie
Opdracht 66, 67, 68 en 69

Tijd tot:

Slide 193 - Slide

This item has no instructions

Slide 194 - Link

This item has no instructions