Cours du 20 mai

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 1

Herhaling stof

Cours du 20 mai

La semaine dernière

☆ Oefenso être, avoir, aller et faire

☆ Zelfstandig aan het werk met de tâche

Ce cours

☆ Le dernier cours

☆ Le check in: 10 minutes apprendre + teruggave oefenso

☆ Herhaling delend lidwoord

☆ Luisteropdracht

➡️ In een restaurant

☆ Demain

Wat je aan het einde van de les kunt/weet

☆ Wat een delend lidwoord is, wanneer je het gebruikt en hoe je het gebruikt.

☆ Een Frans gesprek verstaan over mensen die eten bestellen in een restaurant.

Vertaal deze zinnen/woorden

1. Een glas wijn.

2. Een fles cola.

3. Ik heb vlees.

4. Hij heeft vis.

5. Zij had ijs.

6. Wij hadden melk.

7. Een liter melk.

8. Pannenkoeken.

Vertaal deze zinnen/woorden

1. Een glas wijn. Un verre de vin.

2. Een fles cola. Une bouteille de coca.

3. Ik heb vlees. J'ai de la viande.

4. Hij heeft vis. Il a du poisson.

5. Zij had ijs. Elle avait de la glace.

6. Wij hadden melk. Nous avions du lait.

7. Een liter melk. Un litre de lait.

8. Pannenkoeken. Des crêpes.

Weet je nog?

Woorden van hoeveelheid en de ontkenning = de/d' gebruiken.

Vier uitzonderingen

Profiteroles, gevulde soesjes

Galette Paysanne, een hartige pannenkoek uit de regio Bretagne

00:10

Wat bestelt de jongen? Tip: hij bestelt twee verschillende dingen.

00:15

Wat bestelt het meisje dat links zit?

00:22

Wat is de specialiteit van dit restaurant?

00:35

Wat adviseert de ober de jongen die links zit?

00:41

Welke toetjes zijn er?

Belangrijke info

☆ Morgen heb je een so over de werkwoorden être, avoir, aller en faire. Je leert hiervan de présent en de imparfait. Vwo leert ook de passé composé van deze werkwoorden.

Phrases

☆ Maak nieuwe zinnen door de schuingedrukte woorden te vervangen voor andere woorden. Die andere woorden vind je in de vocabulairelijsten op pages 38 et 39.

☆ Noteer de nieuwe zinnen en speel een rollenspel met iemand uit de klas. De een is ober, de ander is een bezoeker van het restaurant. Wissel ook eens van rol. Let op je uitspraak!

Als je in het Nederlands géén lidwoord gebruikt, komt er in het Frans wél iets: een delend lidwoord. De delende lidwoorden zijn du, de la, de l’ en des.

Voorbeelden: 

Je bois du coca

Il achète de la viande.

On boit de l'eau.

Ils prennent des photos

www.nubeterfrans.nl