5V Thema 6 BS 3 Voedselproductie

Voedselproductie
Vwo 5
Thema 6 (van vwo 4)
BS 3
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voedselproductie
Vwo 5
Thema 6 (van vwo 4)
BS 3

Slide 1 - Slide

EUTROFIËRING ONTSTAAT DOOR
A
teveel mineralen in het water
B
te weinig mineralen in het water
C
teveel dieren in het water
D
alledrie antwoorden zijn goed

Slide 2 - Quiz

Waardoor sterven waterdieren als gevolg van eutrofiëring?
A
Te weinig lichtinval, waardoor ze niet zien waar ze zijn en verdwalen
B
Te weinig lichtinval, waardoor minder fotosynthese en minder zuurstof in het water is
C
Te weinig zuurstof, omdat reducenten dit gebruiken voor de afbraak van dode algen
D
Te weinig voedsel voor waterdieren

Slide 3 - Quiz

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 4 - Quiz

Wat zijn abiotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
C
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
D
A en B

Slide 5 - Quiz

Er wordt gemaaid en het organische afval wordt in de sloot gegooid. Neemt hierdoor de groei van algen toe? Zijn reducenten hierbij betrokken?
A
Toename algen, reducenten zijn niet betrokken
B
Toename algen, reducenten zijn wel betrokken
C
Geen toename algen, reducenten zijn niet betrokken

Slide 6 - Quiz

Wat kan er in het kader van duurzaamheid beter gevoerd worden; een organisme van een laag of hoog trofisch niveau?
A
laag
B
hoog

Slide 7 - Quiz

Is er voor nitrificatie zuurstof nodig?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Wanneer planten en dieren sterven zonder te worden opgegeten, worden de organische stoffen opgenomen door
A
consumenten
B
eurocenten
C
reducenten
D
producenten

Slide 9 - Quiz

Wat stelt 10 voor?
A
reducenten
B
dissimilatie
C
assimilatie
D
resten van dode planten

Slide 10 - Quiz

Welke groep organismen is als enige in staat stikstofgas uit de lucht op te nemen?
A
Schimmels
B
Dieren
C
Planten
D
Bacterien

Slide 11 - Quiz

Stikstof is een belangrijk bestanddeel voor de aanmaak van:
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Euro's
D
Koolhydraten

Slide 12 - Quiz

Voedselproductie
Vwo 5
Thema 6 (van vwo 4)
BS 3

Slide 13 - Slide

Vandaag
Leerdoelen:
  • Je kunt verschillende manieren beschrijven waarop ziektes en plagen bestreden kunnen worden in de landbouw
  • Je kan de verschillen in de wijze van voedselproductie in de gangbare en de biologische landbouw uitleggen
  • Je kent de oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossingen daarvoor


Slide 14 - Slide

Bestrijding plagen en ziektes
Monocultuur = op grote oppervlakte één soort gewas verbouwen --> maakt efficiënt bewerken mogelijk
Nadelen:
  • Groot voedselaanbod en ontbreken natuurlijke vijand --> plagen
  • Makkelijke verspreiding ziektes

Oplossing?
  • (Preventieve) bestrijding: chemisch, mechanisch en biologisch

Slide 15 - Slide

Chemische bestrijding
Pesticiden:
  • Insecticiden/herbiciden
  • Effectief
  • Soortspecifiek vs. niet-soortspecifiek

Nadelen:
  • Dood ook nuttige soorten
  • Resistentie
  • Persistent: zeer langzame afbraak --> accumulatie
  • Uitspoelen --> vervuiling drinkwater

Slide 16 - Slide

Biologische bestrijding
Natuurlijke vijanden 
  • Predatoren (= roofdieren)
  • Parasieten (bijv. sluipwespen bij witte vliegen)
  • Ziekteverwekkers (zoals bacteriën en schimmels)

Vruchtwissel:
  • ziekteverwekkers verdwijnen
  • betere benutting voedingsstoffen

Voordelen:
  • soort specifiek
  • geen accumulatie gifstoffen
  • geen resistentie
Nadeel:
  • Natuurlijke vijand niet plaatsgebonden

Slide 17 - Slide

Wat gebeurt er in NL 
 massa-productie  -> risico op plagen en uitputten van bodem
mechanische, chemische en biologische bestrijding
Resistentie
Accumulatie
Biologische bestrijding

Slide 18 - Slide

Verbeteren organismen
Veredelen of fokken = organismen met gunstigste eigenschappen selecteren voor verdere kruisingen.
Voorbeelden: verschillende koolsoorten, dieren met veel vlees

Genetische modificatie = veranderen van DNA om gunstige eigenschappen te creëren. Bijv. door recombinant DNA technieken: inbrengen van DNA (kunstmatig verkregen) bij organismen.

Slide 19 - Slide

Eutrofiëring

Slide 20 - Slide

Eutrofiëring

Slide 21 - Slide

Vermesting
= overbemesting van de bodem, waardoor er veel voedingsstoffen in het oppervlaktewater komt (verstoring evenwicht)
Eutrofiëring

  • Stalmest: via reducenten
  • Kunstmest (anorganisch)

Meer voedingsstoffen -->  algen in het voordeel over waterplanten --> minder licht 
--> nadeel waterplanten
Wanneer algen sterven --> afbraak door reducenten --> zuurstof gebrek water --> vissensterfte

Slide 22 - Slide

Verbeteren landbouw
Biologische landbouw = landbouw met specifieke regels voor akkerbouw en veeteelt
  • Geen kunstmest en niet meer voedingsstoffen dan nodig
  • Vruchtwissel (geen monocultuur)
  • Natuurlijke vijanden tegen plagen
  • Biologisch geteeld veevoer
  • Standaard minimale leefruimte/welzijn
  • Geen preventieve antibiotica

Slide 23 - Slide

Vraag
Als biologisch insectenbestrijdingsmiddel worden tegenwoordig wel feromonen gebruikt. Feromonen zijn seksuele lokstoffen die onder andere door vrouwelijke individuen van bepaalde insectensoorten worden geproduceerd. Door deze feromonen kunnen de mannetjes de vrouwtjes al op grote afstand vinden. Vrouwtjes die éénmaal hebben gepaard, verliezen hun belangstelling voor mannetjes. Een mannetje kan met zeer veel vrouwtjes paren.
Met behulp van feromonen worden in de paringstijd mannetjes van een schadelijke insectensoort gelokt en gevangen. Vervolgens kunnen de volgende maatregelen worden getroffen:

1 Deze mannetjes worden onvruchtbaar gemaakt en daarna weer in hetzelfde gebied losgelaten. Zij kunnen daarna nog wel paren.
2 Deze mannetjes worden gedood.

Zal het aantal insecten waaruit de volgende generatie zal bestaan het sterkst worden beperkt door maatregel 1 of door maatregel 2 of maakt het hiervoor niet uit welke maatregel wordt getroffen? Leg je antwoord uit.


Slide 24 - Slide

1 Deze mannetjes worden onvruchtbaar gemaakt en daarna weer in hetzelfde gebied losgelaten. Zij kunnen daarna nog wel paren.
2 Deze mannetjes worden gedood.

Zal het aantal insecten waaruit de volgende generatie zal bestaan het sterkst worden beperkt door maatregel 1 of door maatregel 2 of maakt het hiervoor niet uit welke maatregel wordt getroffen? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open question

Afsluiting
Lezen: Thema 6 van V4 mens en milieu BS 3 (blz. 151 t/m 158)
Maken: BS 3 opdr. 24 t/m 34

Kun je:
  • verschillende manieren beschrijven waarop ziektes en plagen bestreden kunnen worden in de landbouw?
  • de verschillen in de wijze van voedselproductie in de gangbare en de biologische landbouw uitleggen?
  • de oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossingen daarvoor benoemen

Volgende les:
Energie en het broeikaseffect
timer
5:00

Slide 26 - Slide